Internet is één van de pijlers onder veel moderne economieën en kan een weg zijn uit de armoede, volgens de Wereldbank. Afrika heeft echter een grote internetkloof te dichten.
In een van de drukste winkelstraten van de Malawische ‘economische hoofdstad’ Blantyre is het als vanouds een chaos. De zon schijnt fel op de hoofden van zwetende jonge mannen, die kleren en oplaadkabels verkopen aan autobestuurders die hier steevast in de file staan. Bestuurders van de witte minibussen, voor veel Malawianen de belangrijkste vorm van transport, maken op de meest onmogelijke plekken bochten, wat ze op een toeter-tsunami van andere bestuurders komt te staan. Daar tussendoor rijden motorfietsen, waar soms tientallen levende kippen aan hangen.
Op de stoep is het eigenlijk alleen rustig onder de rode en groene parasols, die om de tien meter zijn neergezet. Hier schuilen de verkopers van telecommaatschappijen TNM en Airtel tegen de zon. Je kan er geld versturen en simkaarten kopen. Malawi is een van de armste landen ter wereld. Toch is het internet in Blantyre op goede dagen bijna net zo goed als in Nederland. Omdat het internet niet altijd even betrouwbaar is, hebben sommige Malawianen van beide maatschappijen simkaarten. Is het ene signaal slecht, dan switch je naar het andere.
In de niet-stedelijke gebieden is de situatie anders. Kippen, geiten en mais zijn hier de belangrijke inkomstenbronnen en op de vele stofwegen zie je nauwelijks telecomparasols. Hier gelden niet alleen de wetten van het tragere dorpsleven, maar ook die van trager internet.
Afgesloten
Ernesto Spruyt kent Afrika op zijn duimpje. Zijn bedrijf Tunga koppelt Afrikaans tech- en IT-talent aan westerse klanten en heeft daarvoor een pool met softwareontwikkelaars uit zo’n twintig landen. “Wij zitten sinds 2015 in Afrika en sindsdien heeft internet zich ongelooflijk ontwikkeld. In de Afrikaanse steden doet de kwaliteit van het internet over het algemeen niet onder voor dat van ons en is het zeker beter dan op het Franse platteland, waar mijn moeder woont. Maar buiten de steden is het in Afrika vaak wel echt heel matig, ook in vergelijking met het Franse platteland. Daarnaast maakten we in Oeganda en Nigeria mee dat rond de verkiezingen twee dagen het internet was afgesloten. Dat zul je in Nederland niet zien. En er is nog een grote kloof in het aantal gebruikers.”
Volgens databureau Statista waren er in 2000 in Afrika 0,44 mobiele telefoonabonnementen per 100 inwoners. In 2022 is dit al 60. Toch is de kloof nog steeds groot: Nederland had in 2022 volgens Statista 118 mobiele telefoonabonnementen op 100 inwoners, waarbij het verhoudingsgewijs waarschijnlijk ging om veel meer smartphones. “Een van onze kantoren ligt in het arme Oeganda”, vertelt Spruyt. “Veel mensen hebben wel een mobiel, maar geen smartphone.”
Digitale toegang
Uit onderzoek van de Wereldbank blijkt dat de beschikbaarheid van internet werkgelegenheid kan vergroten en armoede kan terugdringen. En in een omvangrijk rapport over de economie in Afrika staat consultancyreus McKinsey stil bij ‘de opkomende digitale transformatie op het continent’: ‘Dat blijkt duidelijk uit de levendigheid van de technologische start-ups, ruim 5.000 in 2021.’
Toch blijven ICT-infrastructuur, -toegang en -gebruik achter, schrijft McKinsey. Slechts 14 procent van de huishoudens had in 2019 internettoegang en 18 procent van de stedelijke bevolking had geen toegang tot elektriciteit. Er is ook binnen het continent een kloof: ‘Terwijl landen als Egypte, Marokko en Tunesië bijna volledige stedelijke elektrificatie hebben bereikt, bedraagt de elektrische dekking in andere landen, zoals de Centraal-Afrikaanse Republiek, minder dan 40 procent.’ De digitale toegang moet verbeteren om de productiviteit in de dienstensector, een van de pijlers in de Afrikaanse economie, te verbeteren, aldus McKinsey.
Nieuwe activiteiten
Econoom Bernardo Caldarola ziet dat er nog steeds een groot gat is in de adoptie van internet. “West- en Midden-Afrika waren letterlijk de laatste gebieden die toegang kregen”, zo begint de onderzoeker aan de United Nations University (UNU) MERIT in Maastricht een korte geschiedenisles. “Snel internet arriveerde in 2006, via Europese onderzeese kabels. Inmiddels gebruiken de meeste mensen geen onderwaterinternet, maar mobiel internet. Dat is een grote gamechanger geweest.”
Caldarola vertelt dat het grondgebied van Rwanda in 2018 voor 96 procent werd gedekt door het mobiele en snelle breedbandinternet 4G. “Uit onderzoek blijkt dat daardoor een toename van geschoolde en ongeschoolde werkgelegenheid is ontstaan. We zien dat de meeste nieuwe activiteiten in de dienstensector worden gecreëerd. Veel mensen vinden dat goed nieuws, omdat dit zorgt voor minder vervuiling.” Zelf is hij wat minder optimistisch. “Diensten brengen minder werkgelegenheid dan industrialisatie, wat een enorme bepalende factor is voor de economische groei en investeringen.”
De rijkdom in de dienstensector is bovendien oneerlijk verdeeld, vindt hij. Als voorbeeld noemt hij een app die motortaxi’s in Afrika verbindt met klanten. “In principe creëren ze niet zoveel werkgelegenheid; het is vooral matchmaking. De app leidt niet tot veel hogere salarissen voor de chauffeurs; het zijn vooral de managers en ontwikkelaars die profiteren.”
China als voorbeeld
De suggestie dat er wellicht ook ‘nieuwkomersvoordelen’ zitten aan de late adoptie van internet in Afrika, wijst hij van de hand. Sterker nog, Caldarola ziet dat de volgende trein alweer uit het zicht raakt voor Afrika. “Terwijl Afrika de internetkloof aan het dichten is, beweegt Europa zich alweer in het volgende paradigma: kunstmatige intelligentie. Het zorgt ervoor dat Afrikaanse bedrijven niet kunnen concurreren met Europa.”
Daarom moeten Afrikaanse landen kiezen voor een economische strategie waarbij bescherming van de eigen economie en het langzaam opbouwen van kapitaal centraal staan, meent Caldarola. De econoom neemt China als voorbeeld, dat via grootschalige industrialisatie en protectionisme (de eigen markt afsluiten voor buitenlandse concurrentie) langzaam kapitaal opbouwde. “Bedrijven in je eigen land hebben geen kans te groeien als bedrijven van buiten producten goedkoper kunnen aanbieden, doordat zij bijvoorbeeld technologisch verder zijn”, legt Caldarola uit. “China beschermde de eigen economie en creëerde een sterke interne vraag, voordat het zich op de internationale markt begaf.”
Toen China dacht economisch sterk genoeg te zijn, ging het land concurreren met de rest van de wereld, legt de Italiaan uit. Als een moedervogel die haar jongen pas het nest uitduwt als ze echt kunnen vliegen. “Het opgebouwde kapitaal stuwde de techsector langzaam omhoog. Nu behoort China op technologisch gebied tot de frontlinie. Afrikaanse landen zouden hetzelfde kunnen doen door samen een blok te vormen om specialisatie en interne handel aan te moedigen, voordat ze zich openstellen voor de wereldmarkt. Want als je te vroeg toetreedt, verlies je altijd. Dat zijn de principes van de vrije markt.”