De Amerikaanse president John F. Kennedy had in 1962 makkelijk praten met zijn maanmissie: het was een project van één welvarend land. Klimaat is echter andere koek, want bijna tweehonderd landen moeten het eens worden over klimaatafspraken. Wat kunnen landen leren van de Apollo-missies? “Een beetje rivaliteit kan wel helpen.”
‘Haar gevaren zijn vijandig voor ons allen’, zei de Amerikaanse president John F. Kennedy in 1962 over de ruimte toen hij zijn maanmissie aankondigde. Hetzelfde kun je zeggen over klimaatverandering. Het tempo van actie is echter drie keer zo traag: waar de maanmissie binnen 10 jaar haar doel bereikte, is het klimaatprobleem na 27 klimaattoppen nog onopgelost. Kennedy had echter makkelijk praten: het ruimtevaartprogramma Apollo was een prestigeproject van één welvarend land, de VS. Op een klimaattop moeten 196 landen het met elkaar eens worden. Wat kunnen zij leren van Apollo? Politicoloog Sylvia Karlsson-Vinkhuyzen (Wageningen Universiteit) en politiek econoom Shiming Yang (Leiden Universiteit) zoeken de overeenkomsten en verschillen in internationale afspraken.
Conflict
“Elke Amerikaan in de maanmissie had hetzelfde belang”, begint econoom Yang. “Innovatie raakte in een stroomversnelling, want alle technologie was goed voor het land en de eigen economie.” Bovendien zette de immense rivaliteit met de Sovjet-Unie druk op de ketel. De Russen hadden de eerste mens in de ruimte, Amerika wilde de eerste mens op de maan zetten.
Die rivaliteit tussen VS en Sovjet-Unie was een stuk simpeler dan de relaties in het klimaatprobleem, legt Yang uit. “Voor het klimaat moeten landen samenwerken, maar is er een groot conflict tussen het Westen en ontwikkelende landen. Die laatste vragen het Westen om compensatie en technologie tegen lage prijs. Het Westen heeft daarin weinig te winnen. Het gaat om rechtvaardigheid en gelijke verdeling.”
Klimaatkampioen
Een beetje rivaliteit kan het klimaat echter wel helpen, denkt politiek wetenschapper Karlsson-Vinkhuyzen. “Landen gaan hun eigen industrieën voortrekken met beleid en investeringen. Nieuw klimaatbeleid in de VS maakt Europese bedrijven bang. Het begint een race te worden, en zo’n race naar de top zou best goed zijn.” Concurrentie kan ook helpen in specifieke industrieën, voegt Yang toe. “Het brengt de kosten van technologieën voor hernieuwbare energie omlaag.”
Als we de klimaatmissie als een wedstrijd zien, zouden beide experts de Europese Unie tot klimaatkampioen uitroepen. “De EU heeft consequent de ambitie gehad koploper te zijn in de klimaataanpak, en van de rijkste landen zijn ze dat ook”, zegt Karlsson-Vinkhuyzen. Yang legt dat uit: “De EU heeft haar uitstoot van 1990 tot 2020 met een derde verminderd, veel meer dan de VS of andere rijke landen. Op klimaatbeleid en wetgeving, zoals de CO2-belasting, loopt Europa voorop.” Kijken we naar hernieuwbare energie, dan wint China met de grootste hoeveelheid, maar qua aandeel energie uit hernieuwbare bronnen zijn het opnieuw Europese landen als Zweden en IJsland, meent Yang.
Kleine dingen die het doen
De maanmissie laat volgens Karlsson-Vinkhuyzen zien dat we een visie kunnen realiseren als we ons verenigen rond een gezamenlijk doel. In de klimaatmissie ziet zij die eenheid tussen landen alleen maar toenemen. Wereldwijde samenwerking bereikte volgens haar een hoogtepunt in 1992, met de eerste klimaattop en biodiversiteitstop. “De jaren negentig zaten vol visies. Nu lopen we tegen de realiteit aan om die uit te voeren. Dan heb je winnaars en verliezers.”
Hoe groter het probleem, hoe lastiger het is om een akkoord te krijgen. Volgens Yang is de oplossing dan ook om het grote klimaatakkoord op te delen in kleinere verdragen per sector of broeikasgas. “Dat is de makkelijkste weg om belanghebbenden op één lijn te krijgen.” Ze ziet dat al gebeuren in de klimaatmissie. “Neem het Kigali-amendement van het ozonverdrag in 2016, het CORSIA-akkoord voor de luchtvaart in datzelfde jaar, en twee jaar geleden de methaanbelofte. De verwachting is dat die kleinere verdragen het meeste werk doen.”
Vertrouwen
Het succesvolste milieuverdrag is volgens Yang het ozonverdrag van Montreal uit 1987. In dat verdrag spraken landen af om te stoppen met het gebruik van freonen, koelmiddelen die een gat maakten in de ozonlaag. “In 1999 was 99,9 procent van de freonen uitgefaseerd”, aldus de econoom. “Landen houden zich aan de afspraken en lopen zelfs voor op de planning. Het verdrag heeft daarom de doelen vervroegd en de ambitie naar boven bijgesteld.”
Het verdrag dankt haar succes aan de duidelijke focus op één sector, de koelindustrie. Bedrijven die een vervangend koelmiddel uitvinden, kunnen dat exporteren naar andere landen – een beloning voor het exporterende land en bedrijf. “Het was een win-winsituatie”, voegt Karlsson-Vinkhuyzen toe. “Overheden steunden hun eigen industrie en losten tegelijk een duidelijke en onmiddellijke dreiging op.”
Nog een voordeel: hoe kleiner het verdrag, hoe beter mensen elkaar kennen. “De onderhandelaars in het Montreal-verdrag zijn hun hele leven betrokken, sommigen al decennia”, vertelt Yang. “Dat maakt het onderling vertrouwen groot. Op de klimaattop staan telkens andere mensen, en is vertrouwen moeilijk te behouden.”
Vrijheid en vrede
Wat dat betreft lijkt het ozonverdrag op de maanmissie: binnen één industrie werkt een groep toegewijde mensen jarenlang in vol vertrouwen om hun doel te bereiken. Ook al was de maanlanding een Amerikaanse prestatie, Kennedy presenteerde het ook als een missie voor vrijheid en vrede in de ruimte. ‘Haar gevaren zijn vijandig voor ons allen. De verovering ervan verdient het beste van alle mensheid, en haar kans op vreedzame samenwerking komt misschien nooit meer.’
De klimaatafspraken bewijzen dat die vreedzame samenwerking gelukkig alleen maar is gegroeid. Om die samenwerking tot een succes te maken, kunnen landen leren van de maanmissie: deel het grote klimaatakkoord op in kleine verdragen per industrie, en maak er maar een wedstrijd van – een race naar de top kunnen we goed gebruiken.