Oorlog is verwoestend en ontwrichtend. Dit gold ook voor Noordwest-Europa, maar volgens nieuw onderzoek was de impact hier, op de lange termijn, beperkt.
Bulderende kanonnen, plunderende soldaten en geweld tegen geestelijken. In de zestiende en zeventiende eeuw heerste er grote politieke en religieuze onrust in Noordwest-Europa. Het protestantisme kreeg voet aan de grond en koningen lagen voortdurend met elkaar in de clinch. Wat was nu het economische effect van deze oorlogen voor de gewone man of een belegerde stad? Economisch historicus Bram van Besouw van de Universiteit Utrecht onderzocht voor zijn proefschrift de effecten van oorlogen op lokale en regionale economieën.
De willekeur van oorlog
Economische achteruitgang, epidemieën en vluchtelingen lijken voor de hand liggend wanneer je aan oorlog denkt. Deze link blijkt echter niet altijd terecht. Van Besouw keek naar de verbanden tussen oorlog, economie en politiek in vroeg-modern Europa en concludeert dat de gevolgen van oorlogsvoering gemiddeld genomen relatief beperkt waren. De verschillen tussen regio’s en landen die hij waarnam in de data, zijn volgens hem eerder te verklaren door bestaande economische en politieke verschillen dan door de oorlogen zelf.
“Desalniettemin kon oorlog in bepaalde gevallen zeer zware gevolgen hebben. Een voorzichtige conclusie die ik daarbij wil inbrengen is dat het erop lijkt dat verschillen in de omvang van oorlogsschade op lokaal niveau vaak vrij willekeurig zijn”, licht Van Besouw toe per mail.
De theorieën
De historicus gebruikte voor zijn onderzoek bestaande literatuur en nieuwe data, zoals gegevens uit grafverzamelingen voor de sterftecijfers en nieuwe informatie over oorlogshandelingen. Uit de literatuur was bekend dat oorlogen positief konden uitpakken voor de economie, omdat het zou leiden tot meer verstedelijking en werkgelegenheid.
Historici denken dat dit komt omdat mensen van het platteland naar de stad vluchtten en daar bleven wonen óf omdat de door oorlog verspreidde epidemieën vooral de steden troffen met als gevolg een tekort aan arbeidskrachten. Hierdoor stegen de lonen in de stad, wat mensen van het platteland aantrok. Achter deze laatste theorie zit het idee dat het uitbreken en de verspreiding van besmettelijke ziektes een gevolg is van oorlogsvoering.
Geen bewijs gevonden
Van Besouw toetste de bestaande theorieën over epidemieën en urbanisatie in oorlogstijd op de Lage Landen, ongeveer de Benelux, in de zeventiende eeuw. Hij vond er geen overduidelijk bewijs voor. “Het ontbreken van een relatie tussen oorlogsvoering en epidemische ziekten had ik niet verwacht. Epidemische ziekten kwamen veel voor in de vroegmoderne tijd. Rondtrekkende legers hadden hier vaak ook veel last van — vanwege onhygiënische legerkampen en slechte bevoorrading. Maar een ruimtelijk verband tussen oorlogshandelingen en de verspreiding van ziekten, uitzonderingen daargelaten zoals het jaar 1625, is er niet.”
In 1624 en 1625 belegerden de Spanjaarden de stad Breda én brak de pest uit. Een link is dus snel gemaakt. “Het klopt inderdaad dat de pest toen sterk toesloeg in de regio rond Breda. Volgens mij is het echter niet zo dat de pestuitbraak rond Breda begon. Deze pestuitbraak raakte een groot deel van de Lage Landen, met name de Noordelijke helft, met hoge sterftecijfers als gevolg, terwijl daar geen oorlogshandelingen plaatsvonden.”
Ook hier is de pest dus geen gevolg van oorlog. Waarom is 1625 dan toch een uitzonderingsjaar? “In onze empirische analyse springt Breda er inderdaad uit omdat de correlatie van oorlogshandelingen en verhoogde sterfte rond de stad heel sterk is aan te tonen. Het is echter geen causaal verband, omdat de pest ook slachtoffers maakte in regio’s waar niet gevochten werd.”
Van Besouw vond ook geen aanwijzingen voor toenemende verstedelijking in de Lage Landen. “Ten eerste omdat de link tussen oorlog en epidemische ziekten niet lijkt op te gaan. Daarnaast lijkt ook het migratie-effect vrij beperkt te zijn, of slechts een kwestie van dagen of weken, waardoor het totale effect niet groot is. Er is zeker geen sprake van algemene ontvolking van het platteland en algemene urbanisatie.”
Context belangrijker dan oorlog
Waren de Lage Landen, of de zeventiende eeuw, dan uitzonderingsgevallen? De historicus denkt van niet. Hij had met reden dit gebied en deze periode uitgezocht omdat de link tussen oorlogsvoering en migratie en urbanisatie juist hier voor de hand zou liggen.
“Dit vanwege de vele oorlogen, de rijke en relatief open steden, en de geringe beperkingen op mobiliteit van mensen en goederen. Deze observatie is uiteraard geen bewijs dat er in andere periodes of regio’s geen oorlogsvluchtelingen zijn die in hun nieuwe stad blijven wonen. Het geeft, denk ik, echter aan dat het al dan niet bestaan van dergelijke migratie misschien wel bepaald wordt door hele andere factoren dan de oorlog zelf. Bijvoorbeeld of het herstellen van de economie in het voordeel is van de machthebbers, en of de middelen daarvoor aanwezig zijn.”
Nu zijn er genoeg voorbeelden te vinden in de geschiedenis van ontvolkte plattelandsgebieden of van steden die enorm groeiden door migranten afkomstig uit oorlogsgebieden. Denk maar aan Amsterdam, dat onder andere zou uitgroeien tot een wereldstad door alle vluchtelingen uit de zuidelijke Nederlanden.
Van Besouw plaatst dan ook de kanttekening dat hij naar de algemene, gemiddelde effecten heeft gekeken. “Of en hoe deze migratie werkt, lijkt op de middellange termijn van enkele jaren veel meer afhankelijk van de veerkracht van lokale of regionale rurale economieën dan van een ‘algemeen oorlogseffect’. De algemene theorie ‘van oorlog naar migratie’ is er meer een van sociale wetenschappers. Historici benadrukken vaak al dat migratiestromen afhangen van de context.”
De historicus heeft niet direct een volledige verklaring voor het niet kunnen bevestigen van de beide bestaande theorieën. “Er zijn meerdere mogelijke verklaringen, zoals extreem hoge sterfte op het platteland of zeer kortstondige migratie. De eerste van de twee kunnen we enigszins ontkrachten omdat we er maar weinig voorbeelden van hebben gevonden — en nog minder voorbeelden waarbij de connectie met oorlog bestaat. De tweede verklaring kunnen we niet echt onderzoeken met de data die we hebben. Dit betekent echter niet dat die verklaring de juiste is, want er zijn nog een berg andere verklaringen te bedenken. Hier is dus verder onderzoek voor nodig.”
Er komt in ieder geval duidelijk naar voren dat de economische gevolgen van oorlog, door epidemieën en urbanisatie, in de Lage Landen relatief beperkt waren. Of de gewone mensen, in de stad en op het platteland, er economisch blijvende schade aan ondervonden, was eerder willekeurig en werd bepaald door andere oorzaken dan oorlog.