Naar de content

Corona en de blauwe dood

De parallellen tussen cholera en corona

Een illustratie van een dode vrouw die op een bed ligt. Het lichaam is blauw aangelopen.
Een illustratie van een dode vrouw die op een bed ligt. Het lichaam is blauw aangelopen.
Wellcome Collection (CC BY 4.0)

Een onbekende en dodelijke ziekte uit Azië bereikt ons land. Al snel breekt de discussie uit hoe de ziekte zich precies verspreidt en hoe besmettelijk zij daadwerkelijk is. Door de quarantainemaatregelen raken mensen in economische problemen en ze beginnen te morren. Corona? Nee, cholera!

14 augustus 2020

In Rusland braken in 1830 en 1831 verschillende rellen uit onder de arme bevolking. De quarantainemaatregelen zouden daar de reden voor zijn.

Wikimedia Commons, Public Domain

De kranten stonden vol met horrorverhalen over de Aziatische braakloop, zoals de cholera in eerste instantie werd genoemd. Toen de dodelijke ziekte rond 1830 Europa bereikte, gingen acuut de alarmbellen af bij de Nederlandse regering. Medisch had men geen idee wat dit voor ziekte was en hoe ze bestreden moest worden, dus de regering greep terug op een eeuwenoude remedie bij besmettelijke ziektes: quarantaine en het isoleren van zieken. De opvarenden en de lading van schepen uit risicogebieden moesten twee weken aan boord blijven, om te kijken of ze niet besmet waren.

Al snel begon de Kamer van Koophandel voor versoepelingen van de maatregelen te lobbyen vanwege de economische schade voor handelaren. Bij de regering sloeg de twijfel toe. In het buitenland waren al gewelddadige rellen uitgebroken en dat wilde ze koste wat kost voorkomen. Daarnaast was de kans op hongersnood en daarmee opstand groot, wanneer graanschepen Nederland niet meer in zouden mogen. Na een paar maanden kortte ze de quarantaineperiode in tot vier dagen.

In de bloei van je leven

De quarantainemaatregelen hielden de cholera niet tegen. In 1832 sloeg de ziekte in Nederland hard toe. In Leiden bijvoorbeeld vielen binnen drie maanden 485 dodelijke slachtoffers, op een bevolking van 35.128 inwoners. En toen moesten de ergste cholera-epidemieën nog komen.

De mensen waren al eeuwen gewend aan besmettelijke ziektes, zoals de pokken. Bij een uitbraak werden vooral kleine kinderen het slachtoffer en de kindersterfte was dan ook hoog. Maar cholera was anders. De ziekte trof met name mensen in de bloei van hun leven. En het verloop van de ziekte ging vaak heel snel; je kon binnen een paar uur na besmetting al dood zijn. Ook de verspreiding van de ziekte ging als een lopend vuurtje en niemand begreep hoe. Dit alles bij elkaar was enorm angstaanjagend.

De blauwe dood

Geneeskundestudent Seitze Greidanus was tijdens zijn studie getuige van de grote cholera-epidemie in 1866. Eenmaal aangekomen in het speciaal daarvoor ingerichte cholerahospitaal wist hij niet wat hij zag. Verwrongen en zwaar ingevallen gezichten die blauw-zwart van kleur waren geworden. Door de heftige diarree, waar niet tegenop te drinken bleek, verschrompelde het lichaam en zagen jongeren er na een paar uur uit als oude mensen. Toen Greinadus hier later in zijn leven op terugblikte, schreef hij: ‘Ik had nog nooit een cholerapatiënt gezien, maar deze aanblik was indrukwekkend, zo beangstigend dat het nooit uit mijn geheugen is verdwenen, hoeveel lijden ik later ook gezien heb.’

Getekende cholera-patiënten in ‘Klinische Kupfertafeln : eine auserlesene Sammlung von Abbildungen in Bezug auf innere Krankheiten, vorzüglich auf deren Diagnostik und pathologische Anatomie, für practische Aerzte.’ (circa 1828-1837)

Artsen in discussie

Na het uitbreken van de cholera in Europa zou het nog vijftig jaar duren voor de Duitse medicus Robert Koch de cholerabacterie ontdekte. Toen pas werd duidelijk hoe de ziekte zich verspreidde, namelijk via de ontlasting van patiënten. Wanneer die terechtkomt in het drinkwater besmetten de ziektekiemen iedereen die het water inslikt. De steden hadden nog geen waterleidingen en alleen de rijken konden schoon drinkwater kopen. De rest gebruikte vies grachtwater of grondwater via waterpompen. Het grondwater lag in het westen van Nederland vaak vlak onder de oppervlakte, zodat besmet afvalwater makkelijk in het grondwater terecht kon komen. Niet toevallig vielen hier de meeste slachtoffers.

Gezicht op de Oudezijds Achterburgwal en de achterzijde van de Zeedijk in Amsterdam, George Hendrik Breitner (toegeschreven aan), 1894 – 1898

Rijksmuseum Amsterdam, Publiek domein

Het bleef jarenlang gissen naar de oorzaak en de verspreiding van deze onbekende ziekte. Artsen discussieerden hier fel over en gaven uiteenlopende adviezen. De hygiënisten bijvoorbeeld waren artsen die zich bezighielden met de volksgezondheid en zij waren ervan overtuigd dat je ziek werd door ongezonde lucht (miasma). En de lucht in de sloppenwijken en van de stinkende grachten, die dienden als open riool en vuilnisbelt, was niet te harden. Om cholera te voorkomen, moesten de leefomstandigheden van de armen en daarmee de lucht verbeterd worden, dachten zij.

Hoewel veel wetenschappers het hier niet mee eens waren, viel het de behandelend artsen ter plaatse op dat regelmatig meerdere personen uit een enkel gezin stierven en vooral wanneer ze in kleine en bedompte sloppenwoningen leefden. Stadsdokter Francois Dozy noteerde bij zijn patiëntbeschrijvingen dat het geen wonder was ‘dat die dicht bevolkte sloppen, welke men in Leiden, ’t geen anders niet overbevolkt is, aantreft en waarin het armoedigste soort van menschen woont, foyers d’infection geworden zijn.’

De Engelse wetenschapper John Snow was het ook niet eens met de vieze-lucht-theorie. Hij dacht het gevaar in het water te zien. In 1854 wist hij de choleraverspreiding in de Londense wijk Soho te herleiden naar een openbare waterpomp. Snow had gelijk, maar hij had nog geen idee hoe het water besmettelijk kon zijn geworden. Later bleek een naastgelegen lekkende beerput de boosdoener te zijn geweest. Maar tot de ontdekking van de cholerabacterie hield de discussie aan.

Kwakzalvers

Hoe deze onbekende ziekte te behandelen? Artsen probeerden van alles en vaak deed het de patiënten meer kwaad dan goed. Zoals aderlating en braakmiddelen bij mensen die al zwaar verzwakt en uitgedroogd waren. Ook het minder kwalijke mosterdpapje om de huid mee in te wrijven of het nemen van warme baden stond in het receptenboek. Verder hadden artsen ook goede raad voor de gemoedstoestand. Je moest vooral vrolijk blijven, aangezien verdriet en angst diarree konden veroorzaken.

Reclame voor de landelijk bekende choleradrank van dr. Bleeker, die gretig aftrek vond (Algemeen Handelsblad, 4 september 1867). Deze opiumdrank hielp in eerste instantie tegen diarree waardoor cholerapatiënten vaak afzagen van geneeskundige hulp.

Delpher, publiek domein

Als de dokters het al niet eens zijn en maar wat doen, wie moet je dan geloven? Er waren genoeg kwakzalvers die een slaatje probeerden te slaan uit de angst van de mensen. Ze adverteerden met vage drankjes en die vonden gretig aftrek. Het opiumdrankje van dr. Bleeker was bijvoorbeeld erg bekend. Het zorgde voor minder buikkrampen maar voorkwam niet dat de ziekte zich verder verspreidde. Mensen kochten liever zijn drankje dan naar het ziekenhuis te moeten, want dat vertrouwden ze al helemaal niet.

Complottheorieën

Het isoleren van zieken in aparte ziekenhuizen was, naast de economische quarantaine, een eeuwenoude remedie. Er verrezen dus al snel na de eerste uitbraak speciale cholera-ziekenhuizen. De patiënten die daar uiteindelijk naartoe werden gebracht, waren meer dood dan levend, en overleefden het vaak niet. Dit was niet bevorderlijk voor de reputatie van het cholera-ziekenhuis en de artsen.

Buiten Nederland lijkt die reputatie nog veel erger te zijn geweest. In veel Europese landen deden zich al snel allerlei complottheorieën de ronde. De armen waren ervan overtuigd dat artsen of de overheid hen wilden vergiftigen door middel van cholera. Ze haalden hun zieke familieleden weer uit het cholera-ziekenhuis, bestormden overheidsgebouwen en mishandelden ambtenaren en artsen. In Engeland bijvoorbeeld braken binnen veertien maanden tijd wel 72 gewelddadige opstanden uit, waarbij artsen geconfronteerd werden met duizenden woedende mensen.

Afwachtende politici

Bij de grote cholera-uitbraak in 1849, die meer slachtoffers zou maken dan in 1832, ondernam de Nederlandse overheid veel minder actie dan in 1832. De verwarring rond de ziekte was te groot: quarantaine leek niet te helpen, en in het buitenland was men ook terughoudend. De overheid vreesde dat maatregelen de economie zouden schaden. Ook brak cholera vaak op verschillende plekken tegelijk uit. Dat riep de vraag op of de ziekte überhaupt wel overgedragen werd via contact.

Daarnaast was het bestrijden van een ziekte door de woonomstandigheden van de armen te verbeteren nogal vooruitstrevend. In het liberale Nederland kreeg dit idee geen steun van de meerderheid. Politici zagen dit als inmenging in het privéleven van burgers en wie ging al die verbeteringen betalen? Ze zouden tot in de jaren zestig van de negentiende eeuw aarzelen om tegen onhygiënische toestanden op te treden.

Wat deed de regering dan wel? Vooral afwachten en bidden voor de goede afloop. Er waren wel maatregelen, maar dan vooral lokaal. Verschillende steden lasten markten en kermissen af. Het feit dat het volk zich daar niet meer te buiten kon gaan aan onzedelijk gedrag werd van harte toegejuicht door de stadsbesturen.

Via pamfletten verspreidden ze ook adviezen en voorzorgsmaatregelen die het volk zelf kon nemen. Tips als het laten staan van appels en komkommers waren gericht op de meer gegoede burgers. De armen konden zich dit helemaal niet veroorloven en aten alleen maar aardappels.

Mesthoopoproer

De afwachtende houding van politici in 1849 zou voor veel extra slachtoffers zorgen. Met de groeiende kennis over de ziekte en de samenhang met milieuvervuiling en hygiëne, groeide ook het besef dat ze iets moesten doen. Ze moesten de handen ineen slaan om arm én rijk gezond te houden. Zeker omdat het vuil uit de sloppenwijken via het water de betere buurten bereikte. Met de toenemende economische bedrijvigheid in veel steden, was het allemaal nog smeriger geworden. De urgentie nam toe.

Vanaf 1850 was elke gemeente verantwoordelijk geworden voor de eigen volksgezondheid. Ze begonnen maatregelen te nemen om de hygiëne te verbeteren en zelfs al hier en daar waterleidingen en riolen aan te leggen. Bij de laatste grote cholera-epidemie in 1866 adviseerden geneeskundig adviseurs om de met cholera besmette woningen te laten reinigen met chloorrook en het besmet beddengoed te verbranden. Maar mensen uit de arme buurten vonden de bemoeienis vernederend en ze wilden hun schamele bezittingen niet verliezen. In Rotterdam gaven slechts 174 bewoners van de 1300 te reinigen huizen toestemming. De rest weigerde de controleurs binnen te laten.

De cholera-maatregelen raakten vooral de armen en de kleine zelfstandigen, die niet altijd wilden meewerken. Maar tot gewelddadige rellen, zoals in het buitenland, lijkt het in Nederland niet te zijn gekomen. Een van de weinige opstanden trof de gemeente Hilversum, waar de burgemeester mesthopen aan huis verbood. Dit zouden brandhaarden voor besmetting zijn, volgens de geneeskundig adviseurs. Maar voor veel mensen was kleinvee en een klein akkertje dat ze zelf bemestten een cruciale aanvulling op hun voedsel.

Toen de burgers doorkregen dat hun mesthopen geruimd zouden worden, sloeg de woede toe. Maar verder dan wat gescheld en dreigementen kwam het niet. Er ging namelijk al snel een petitie rond tegen het ruimen van de mesthopen, die massaal getekend werd. De burgemeester koos eieren voor zijn geld en trok het besluit weer in.

Cholera verslagen

Na 1866 zou de cholera lokaal nog wat slachtoffers maken in Nederland, maar het ergste was voorbij door de verbeterde hygiëne. Dit in tegenstelling tot verschillende andere landen in Europa, Rusland en de Verenigde Staten. Een grote epidemie in 1892 kostte vele duizenden Duitsers en Spanjaarden het leven en ook Rusland werd zwaar getroffen met een kwart miljoen slachtoffers. Omdat ondertussen duidelijk was dat de leefomstandigheden verbeterd moesten worden om de ziekte te stoppen, maar de overheden in de getroffen landen dit hadden nagelaten, zorgde deze cholera-epidemie opnieuw voor grote rellen.

Met name in Rusland ging het er hard aan toe. Artsen en ambtenaren werden vermoord, patiënten met geweld uit ziekenhuizen gehaald en in Oekraïne staken de opstandelingen zelfs een hele stad in de brand. Complottheorieën over de elite die hen wilde vermoorden met behulp van cholera waren nog steeds levendig aanwezig.

Hoe zullen we later terugkijken op corona? Neemt de regering nu de juiste maatregelen om verdere epidemieën tegen te gaan? Hoelang zullen artsen nog discussiëren over de juiste behandeling van deze nieuwe ziekte? En zal Nederland dit keer ook gevrijwaard blijven van rellen naar aanleiding van complottheorieën? De tijd zal het leren.

Bronnen
  • Boshart, M. (2016). De blauwe dood. Cholera in Nederland. Soesterberg: Uitgeverij Aspekt
  • Buitenwerf-van der Molen, M.F. (2007). God van vooruitgang: de popularisering van het modern-theologische gedachtegoed in Nederland (1857-1880). Hilversum: Uitgeverij Verloren, blz 116-136
  • Cohn Jr, S.K. (2017). Cholera revolts: a class struggle we may not like. Social History, 42, 2, 162–180
  • Houwaart, E. (1991). De Hygiënisten. Artsen, staat en volksgezondheid in Nederland 1840-1890. Maastricht: Universiteit Maastricht
  • Meijer, H.A.M.M. (2005). Het vuil, de stad en de dokter. Leiden: Universiteit Leiden
  • Woelderink, B. (1963). De cholera-epidemie van 1866 in Rotterdam. Historisch Genootschap Rotterdam, november 1963
ReactiesReageer