Hoe spelen meertalige peuters met elkaar? Ik reis kriskras door heel Nederland om daar achter te komen. Soms is het net alsof ik in het tv-programma ‘Het geheime leven van vierjarigen’ zit, maar dan met peuters. Ik deel 3 grappige momenten en interessante observaties met je.
’s Ochtends vroeg spring ik op de fiets om de trein naar Rotterdam of Den Haag te pakken. Of ik geniet op de fiets van de zon op weg naar de andere kant van Amsterdam. Weer een andere dag werk ik in de trein tijdens een lange trip naar het oosten van het land: zo ziet mijn leven er nu uit. Ik bezoek allemaal verschillende soorten kinderopvangorganisaties in Nederland en observeer hoe meertalige peuters met elkaar spelen.
Zo wil ik bijvoorbeeld weten of ze hun moedertaal gebruiken, en hoe ze met elkaar spelen als ze elkaars taal niet zo goed spreken. We weten namelijk dat kinderen ontzettend veel leren van met elkaar spelen. In eerder onderzoek hoorde ik van medewerkers op de kinderopvang dat meertalige kinderen niet altijd aansluiting vinden met leeftijdsgenootjes. Dat zie je ook terug in eerder internationaal onderzoek: zo worden jonge kinderen soms buitengesloten als ze een andere taal spreken.
Ik vond dat schokkend om te horen, want naast dat het heel vervelend is voor de kinderen, is het mogelijk ook schadelijk voor hun ontwikkeling! Op jonge leeftijd leg je de basis voor school en het verdere leven. Het is daarom volgens Nobelprijswinnaar James Heckman de belangrijkste leeftijd om in te investeren. Wil je echt wat aan kansenongelijkheid doen, dan moet je er vroeg bij zijn.
Genoeg reden dus om te kijken naar het samenspel van meertalige peuters. Want zoveel weten we daar nog niet over. Daarom voer ik een verkennend onderzoek uit. Allereerst breng ik in kaart welke peuters met elkaar spelen door middel van een sociale netwerkanalyse. Daarvoor hou ik in een app bij welke kinderen met elkaar spelen (hiernaast vind je een screenshot).
Met behulp van statistische modellen onderzoek ik of peuters die minder goed Nederlands kunnen evenveel met andere kinderen spelen als peuters die beter in Nederlands zijn. Ook bekijk ik of kinderen die thuis dezelfde taal spreken elkaar eerder opzoeken.
Ten tweede maak ik video-opnames om te kijken hoe peuters communiceren en op welke manier ze met elkaar spelen. Zo ben ik bijvoorbeeld benieuwd hoe complex het spel en de taal is van meertalige peuters. Maken ze complexe zinnen, doen ze uitgebreid rollenspel? We weten namelijk dat complex spel- en taalgebruik heel goed is voor de ontwikkeling.
Daarvoor heb ik veel data nodig van verschillende soorten peutergroepen in Nederland. Met veel of weinig meertalige kinderen, met kinderen uit een geprivilegieerd of minder geprivilegieerd sociaal milieu. Vandaar dus dat ik door heel Nederland reis om data te verzamelen op de kinderopvang. Ontzettend leuk werk, want je ziet en hoort heel interessante (en soms ook heel grappige!) dingen. Ik neem je mee in het ‘Geheime leven van driejarigen’.
Salami drinken
In de ochtend, na de kring, observeerde ik een peuterspeelgroep. Eén peuter was duidelijk een kok in spé, en hard bezig om lekkere hapjes en drankjes voor de medewerkers te maken met speelgoed. Zo gaf dit kind een medewerker een slablad van speelgoed en zei dat het een pannenkoek was. ‘Wat voor pannenkoek is het? Met sla?’, vroeg de medewerker. ‘Met salami!’, reageerde het kind enthousiast. De medewerker keek bedenkelijk: ‘Oh, ik denk dat ik toch liever een pannenkoek met appel heb…’ Dit toverde een glimlach op mijn gezicht, maar wat erna gebeurde was nog leuker. De andere medewerker werd namelijk ook verwend: zij kreeg een nepdrankje aangeboden. ‘Wat lief, wat voor drinken heb je voor mij gemaakt?’ ‘Salami!’ ‘Uh, drink ik salami?’ ‘Ja, salami!’. Lijkt mij niet zo lekker…
Kinderen beginnen op deze leeftijd fantasiespel te vertonen. Dit houdt in dat ze bijvoorbeeld spelen dat ze dokter zijn, of iemand aan de telefoon hebben. Of zoals in dit geval: eten aan het maken zijn. Fantasiespel is erg belangrijk voor de ontwikkeling, zowel op taal- als cognitief vlak. Toen ik eerder medewerkers sprak, dacht een aantal van hen dat kinderen die niet zo goed Nederlands spreken moeite hebben met fantasiespel in het Nederlands. Ik wil daar graag naar kijken in mijn onderzoek. Wellicht dat het meertalige kinderen helpt als zij in hun thuistaal fantasiespelletjes spelen? Het lijkt er namelijk op dat een goede ontwikkeling van de thuistaal kinderen helpt om ook het Nederlands goed te leren, en dat fantasiespel ook de taalontwikkeling weer verder stimuleert.
Een blauwe appel
Het is heel belangrijk om kinderen te helpen hun spel en interacties te verrijken en verdiepen. Zo vertelde een kind mij over allerlei soorten eten (een terugkerend thema blijkbaar… en begrijpelijk, ik hou ook heel erg van eten!). Ik vroeg hem wat voor kleur het eten was. ‘Wat een mooie appel, welke kleur is de appel?’, waarop het kind antwoordde: ‘BLAUW!’. Ik reageerde dat het een mooie, sappige, rode appel was.
Ik probeerde het opnieuw met een stuk gele kaas, die volgens het kind ook dezelfde mooie blauwtint had. Als taalwetenschapper ontstond bij mij het vermoeden dat dit kind misschien alle kleuren blauw noemde (of dat blauw toevallig zijn lievelingskleur was). Dat type overextensie zie je wel vaker in de taalontwikkeling.
Een bekend voorbeeld gaat over het woord ‘papa’. Stel je voor: elke keer als de papa van een kind thuiskomt, zegt de moeder enthousiast: ‘kijk, daar is papa!’ tegen het kind. Waarop het kind vrolijk roept: ‘papa!’. Op een dag is het niet papa die door de deur loopt, maar een mannelijke vriend. En je raadt het al… Het kind roept enthousiast ‘papa!’ als die vriend binnenloopt. Blijkbaar is elke man die het huis binnenloopt ‘papa’.
Frustrerend
Heel normaal dus in de taalontwikkeling, maar ik vind het zorgwekkender als sommige kinderen een beetje sip en onzeker in een hoekje zitten op de opvang, en niet echt met andere kinderen spelen. Soms spreken die kinderen nog niet zo goed Nederlands, maar ik weet niet of het echt daardoor komt. Dat is heel lastig te onderzoeken. Het komt bijvoorbeeld ook door hun karakter of sociale vaardigheden. Ik probeer dit te onderzoeken, en rekening te houden met de sociale openheid van kinderen.
Er zijn ook kinderen die wel proberen samen te spelen, maar bij wie het vaak uitloopt op conflict. Soms kunnen kinderen niet goed duidelijk maken wat ze willen in woorden, en kiezen ze voor een andere weg: bijvoorbeeld een ander kind wegduwen of speelgoed afpakken. Doen kinderen dat misschien eerder als ze nog niet zo taalvaardig zijn? Het lijkt mij in ieder geval best frustrerend als je niet goed weet uit te drukken wat je wilt zeggen, of niet goed begrijpt wat anderen bedoelen! Is het net als met de toren van Babel, of vinden jonge kinderen op de een of andere manier toch wel mogelijkheden om met elkaar te communiceren? Ook dat vind ik een heel interessante vraag. En maakt het uit als kinderen hun thuistaal kunnen gebruiken?
Je merkt het: genoeg te zien, en genoeg vragen. Er is veel onduidelijk over het samenspel van meertalige kinderen. Ook medewerkers op de kinderopvang hebben vaak in hun opleiding weinig geleerd over meertaligheid, en geven aan daar graag meer over te willen weten. Uiteindelijk hoop ik om meertalige kinderen zo goed mogelijk te stimuleren in hun ontwikkeling. Door bijvoorbeeld ook hun thuistaal in te zetten. Onderzoek laat namelijk zien dat dit goed werkt. Tot die tijd ga ik enthousiast verder met deze onderzoeksversie van ‘Het geheime leven van driejarigen’!