In mijn lokale supermarkt lijken alle producten biologisch en duurzaam. In elk schap liggen tegenwoordig wel spullen met een groen etiket of een of ander duurzaamheidslabel. Het lijkt er op dat je zonder veel moeite je ecologische voetafdruk kunt verminderen. Maar welke maatregelen en gedragswijzigingen hebben echt zin? En kun je als individu überhaupt wel een verschil maken?
Goed voor de wereld en je portemonnee
Als onderzoeker van duurzaamheid wil ik natuurlijk zelf ook duurzaam leven. Helaas zorgen groene marketing en misleidende duurzaamheidsclaims ervoor dat ik soms door de bomen het bos niet meer zie. Toch zijn er volgens mij zeker vijf dingen die je met enige inspanning zelf kunt doen en die zeker een groot effect hebben. Die dingen zijn: fietsen in plaats van autorijden, niet vliegen, stoppen met vlees eten, energie besparen in je huis, en politiek activisme.
Ik probeer al die vijf dingen zelf te doen en dat valt niet altijd mee. Duurzaam leven is soms echt een enorme worsteling, maar het besef dat je iets goeds doet voor de wereld geeft mij kracht en doorzettingsvermogen. Bovendien is duurzaamheid, zoals je vaak hoort in reclames, in een aantal gevallen echt goed voor je portemonnee!
Reizen
Mijn ouders hebben nooit een rijbewijs gehaald. Door die autovrije opvoeding – we deden altijd alles met de fiets of de trein – is het voor mij niet moeilijk om geen auto te rijden. Ik ben het simpelweg niet gewend. Het grote voordeel van de trein is dat je lekker kunt werken of een boek lezen terwijl je onderweg bent. Fietsen is natuurlijk gezond want je bent in beweging en bovendien krijg je veel meer mee van het leven om je heen. Fietsen is vrijheid!
Door niet te vliegen reduceer je je ecologische voetafdruk, maar het offer dat je moet brengen lijkt groot. Ik kan bijvoorbeeld nooit naar een congres in de Verenigde Staten of op vakantie in Azië. Gelukkig is onze eigen Waddenzee in ecologisch opzicht net zo uniek als het tropisch regenwoud en daarom ga ik zelf gewoon drie keer per jaar met de trein of fiets naar Terschelling.
Vorig jaar had ik een belangrijk congres over duurzaamheid en milieuwetenschappen in Portugal. Ik ging er van uit de meeste duurzaamheidsspecialisten wel met de trein zouden gaan en keek uit naar een prelude van het congres in de nachttrein naar Lissabon. Uiteindelijk kozen mijn collega’s toch voor het vliegtuig. En ergens snap ik dat ook wel want terwijl ik op de terugweg nog door Castilië en León reed, lagen zij alweer thuis op de bank.
Eten
Geen vlees eten is misschien wel het makkelijkste dat je kunt doen om duurzaam te leven. Voordat ik vijf jaar geleden vegetarisch werd, at ik al nauwelijks vlees en daarna heb ik er ook nooit meer behoefte aan gehad. Vis is trouwens een ander verhaal. Ik weet dat de visserij niet altijd duurzaam is, maar ik verlang toch vaak naar zalm of oesters. Ik geef daarom eerlijk toe dat ik soms wel vis eet, maar alleen als het een MSC-label heeft.
Vegetarisch eten wordt steeds gewoner. Veel restaurants hebben tegenwoordig een goede vegetarische kaart die verder gaat dan geitenkaas op een bedje van veldsla. WTMC, de onderzoeksschool waar ik als promovendus lid van ben, is vorig jaar zelfs overgestapt op een volledig vleesloos menu. Een onbeheersbare behoefte aan vlees staat bij WTMC nu als ‘afwijkend dieetvoorschrift’ op het aanmeldingsformulier voor workshops en summer schools. Dat is natuurlijk waar duurzaamheid in de kern over gaat: milieuvriendelijke alternatieven moeten de nieuwe norm worden.
Groene energie
Als student pakte ik energiebesparing zeer fanatiek aan. Mijn kachel bleef de hele winter uit, energie slurpende apparaten gingen het huis uit, en ik gebruikte douchewater om het toilet door te spoelen. Voordeel van zo’n Spartaanse levenswijze was dat ik aan het eind van het jaar honderden euro’s terug kreeg van de energiemaatschappij.
Er was ook een klein nadeel: tijdens koude winters leidde het gebrek aan warmte tot depressiviteit en cynisme. Als je er zelf aan onderdoor dreigt te gaan, is een maatregel natuurlijk niet duurzaam. Op het gebied van energiebesparing heb ik daarom een stapje terug gedaan. Ik ben nog steeds zuinig maar wel op zo’n manier dat mijn vriendin met mij wil samenwonen. We kijken enorm uit naar ons eerste koophuis zodat we het dak kunnen volgooien met zonnepanelen.
Activisme
Toen mijn ouders studeerden was er elke week wel een demonstratie. Tegenwoordig kost het milieuorganisaties veel meer moeite om mensen op de been te krijgen voor de goede zaak. Ik ben bij klimaatdemonstraties geweest waar de opkomst ronduit tegenviel. Toch heeft activisme zeker zin. De Women’s March tegen de nieuwe Amerikaanse president Donald Trump liet mooi zien wat de kracht is van een groepsprotest. Politici passen hun beleid natuurlijk niet direct aan na een demonstratie, maar door de saamhorigheid worden deelnemers wel gesterkt om zich te blijven verzetten.
Zodra je, vol inspiratie, weer thuis bent na een demonstratie kun je verder gaan met activisme. Bij de Women’s March in Washington D.C. gaf filmmaker Michael Moore een aantal goede tips: stuur brieven naar politici, word lid van een organisatie, organiseer verzet, en ga zelf de politiek in.
Ik snap dat het nogal veelgevraagd is om al de bovengenoemde dingen – van fietsen tot demonsteren – zelf ook te doen. In een land waar de overheid het grotendeels laat afweten is duurzaamheid een persoonlijke keuze. Zelf vind ik mijn onderzoek naar het belang van duurzaamheid ongeloofwaardig als ik niet zelf woord bij daad voeg.