75 jaar geleden was Nederland eindelijk vrij, na vijf jaar Duitse bezetting. Recent onderzoek laat zien dat het niet voor alle bevrijde burgers feest was. Met het verstrijken van de tijd komt er steeds meer oog voor hun leed en daarmee voor de keerzijde van de bevrijding.
Boeken over de Tweede Wereldoorlog vinden nog steeds gretig aftrek. Dat historici er niet over uitgeschreven raken, komt onder andere door de veranderende kijk op deze oorlog. Niet langer goed tegen kwaad, maar met meer oog voor het grote grijs in het midden. Dat levert nieuwe onderwerpen op en de nadruk verschuift steeds meer naar het wel en wee van gewone burgers.
De keerzijde van de bevrijding voor burgers was lang een ondergeschoven kindje binnen de geschiedschrijving. Twee recent verschenen boeken hierover zijn ‘Bezet, bevrijd & geplunderd’ over plunderende geallieerde soldaten en ‘Een wrang feest’ over de gevallen slachtoffers tijdens de feestelijke bevrijding. De auteurs kijken in hun werk verder dan de schuldvraag en beschrijven hun waarnemingen zonder oordeel. Beide boeken schetsen een heldere historische context en geven antwoord op de vraag waarom deze slachtoffers zijn gevallen ofwel wat de geallieerde soldaten dreef. Dit levert belangrijke nieuwe inzichten op, vooral over de geallieerde soldaten. Zij hadden met de jaren een mythische heldenstatus gekregen, maar de auteurs poetsen deze blinde vlek grondig weg.
Stelselmatig leeggeroofd
In ‘Bezet, bevrijd & geplunderd’ nemen de auteurs je mee naar het front in de regio Nijmegen, van september 1944 tot aan de bevrijding in 1945. Het leger van Amerikaanse, Britse, Canadese en Poolse soldaten zou ons na vier jaar ellende uit de klauwen van de nazi’s redden, hoezee! Met operatie Market Garden rukten de geallieerden op vanuit Limburg, maar ze strandden voor Arnhem. Zoals de Amerikaanse filmtitel uit 1977 al zegt was deze stad aan de Nederrijn ‘A bridge too far’. Nijmegen en de regio daaromheen veranderde in een gevechtszone en de bewoners van de dorpen in dit gebied moesten maandenlang hun heil elders zoeken.
Toen zij na de bevrijding weer naar hun huizen terugkeerden, troffen ze een complete ravage aan. De geallieerde soldaten hadden bijna alle huizen en ook winkels, fabrieken, banken en kerken leeggeroofd. Ze hadden actief en stelselmatig gezocht naar opgeborgen waardevolle spullen en hadden kluizen opgeblazen met dynamiet, zo tonen de auteurs aan. Ze reconstrueerden uit het archiefmateriaal ook de snelste roof in de regio: Amerikaanse parachutisten plunderden de gemeentekas van Overasselt binnen één uur na hun landing.
Het aantal geplunderde gebouwen in de geëvacueerde regio schatten de auteurs op 85 tot 95 procent, maar het is minder duidelijk hoeveel procent van de soldaten hier aan meedeed. In Amerikaanse literatuur zou een commandant toegeven hebben (het boek heeft helaas geen notenapparaat) dat 80 procent van zijn mannen in Europa had geplunderd, waar het mogelijk was. Dat Amerikanen de grootste plunderaars waren onder de geallieerden, is in ieder geval zeker.
Zand erover?
Bij het lezen van dit boek gingen regelmatig mijn wenkbrauwen van verontwaardiging omhoog. Waarom konden die soldaten hun gang gaan en hoezo lees je daar niet vaker iets over? Deze oorlogsmisdaden zijn bedekt met de mantel der liefde voor onze bevrijders en vervolgens vergeten. Of zoals de auteurs samenvatten: ‘Het was vreselijk maar het land moest opgebouwd worden. Zand erover.’
Deze vergevingsgezindheid komt logischerwijs minder naar voren in ‘Een wrang feest’ omdat het hier niet om materieel verlies gaat maar om het verlies van geliefden en familieleden. Auteur Marjolein Bax werpt een licht op de chaotische dagen rond de bevrijding van het westen van Nederland, ruim een half jaar na Market Garden. Uit haar onderzoek blijkt dat er tussen 4 en 8 mei 1945 ongeveer 220 mensen zijn gesneuveld, en die lijst is nog niet compleet. Voor de nabestaanden van deze slachtoffers is Bevrijdingsdag nooit een feestdag geweest.
Uit de hand gelopen
We wisten al dat er enkele incidenten met dodelijke afloop hebben plaatsgevonden rond Bevrijdingsdag, waarvan het vuurgevecht op de Dam een bekend voorbeeld is. Deze schietpartij op 7 mei 1945 kostte minimaal 34 mensen, waaronder veel feestende Amsterdammers, het leven. Maar uit Bax’ uitgebreide onderzoek in lokale archieven bleek dat er nog veel meer slachtoffers zijn gevallen in de Randstad. Zij heeft de 160 Nederlandse slachtoffers op een rijtje gezet en chronologisch de dodelijke gebeurtenissen van deze dagen beschreven. De overige 60 slachtoffers waren Duitse soldaten en over hen is een stuk minder informatie bekend.
Bax vond ook een patroon in de incidenten: ze ontstonden allemaal door onduidelijkheden over instructies rond de ontwapening van de Duitsers na de capitulatie. De slachtoffers waren onschuldige burgers die op het verkeerde moment op de verkeerde plaats waren, verzetsstrijders die zich hadden samengevoegd tot de Binnenlandse Strijdkrachten (BS) en Duitse soldaten. Er was geen sprake van een vooropgezet plan, in tegenstelling tot de structurele strooptochten door de geallieerde soldaten.
Groot communicatieprobleem
De gemene deler van deze boeken over de schaduwkanten van de bevrijding is de chaos. Wie had waarover de leiding? Welke regels en orders moesten opgevolgd worden? De communicatie tussen de verschillende partijen verliep vanaf Market Garden tot aan het tekenen van de overgave nogal rommelig. Rond Nijmegen wisten de Nederlandse burgemeesters en de politie niet of en hoe ze konden optreden tegen de geallieerde plunderaars in hun gemeente. Op plunderen stond binnen het leger de doodstraf, maar zeker in geëvacueerd gebied was het moeilijk te bewijzen wie de daders waren. Voor zover de auteurs hebben kunnen nagaan, heeft geen enkele soldaat deze straf gekregen.
Wanneer bewoners soldaten toch op heterdaad betrapten, gaven ze – vaak op aanraden van hun commandanten – een valse naam op of verzonnen ze een smoes. Later was niet meer te achterhalen wie de daders waren geweest en mensen werden afgescheept met de belofte dat de schade later vergoed zou worden. Na de bevrijding was dit ook het geval, maar opnieuw was onduidelijk tot wie de burgers zich konden wenden en wat ze moesten inleveren aan bewijsmateriaal. Wie een poging waagde, werd regelmatig jarenlang van het kastje naar de muur gestuurd. Uiteindelijk zijn er wel schadeclaims uitbetaald, maar nooit het hele bedrag.
Eisenhower geschokt
Klachten over plunderende soldaten werden niet altijd weggewuifd met compensatie in het vooruitzicht of weggezet als bijproduct van militaire handelingen, zoals het vernielen van tuinhekken om tanks doorgang te geven. In november 1944 kwam een vernietigend rapport op het bureau van de Amerikaanse generaal Eisenhower terecht. De voornaamste conclusie was dat met name Amerikaanse soldaten systematisch plunderden rond Nijmegen. Eisenhower was geschokt, volgens de auteurs, en stuurde de inspector general van de Amerikaanse troepen in West-Europa naar Nijmegen om te controleren of dit wel klopte.
Zijn conclusies waren een stuk minder hard. Hij legde vooral de nadruk op het feit dat het niet onomstotelijk kon worden bewezen dat Amerikaanse soldaten de daders waren. Volgens de soldaten gaven de burgers hen de schuld in de hoop op compensatie, wat erg frustrerend was voor de Nederlandse legerleiding en burgemeesters die wel beter wisten. Daarmee was de kous grotendeels af. Pas na de oorlog zouden de geallieerde leidinggevenden toegeven dat er nergens in West-Europa zoveel geplunderd was als in de regio Nijmegen. Waarom juist hier komt helaas niet ter sprake in het boek.
Dodelijke gevechten
Nadat de nazi’s zich op 4 mei 1945 in Duitsland overgaven, hield de chaos in Nederland aan. De verzetsgroepen binnen de BS hadden jaren hun eigen boontjes gedopt en nu moesten ze bevelen opvolgen van onbekende leidinggevenden. Bax laat zien hoe slecht de communicatie verliep tussen de geallieerden, de Nederlandse leiding van de BS en de plaatselijke eenheden. De gevolgen waren rampzalig. Orders veranderden voortdurend maar kwamen niet overal of te laat door. De BS stond te popelen om in te grijpen, maar bij de capitulatie werd afgesproken dat ze alleen collaborateurs mocht oppakken. De geallieerden zouden na aankomst de Duitse soldaten krijgsgevangen nemen. Het was wachten op ongelukken, wanneer dit soort bevelen niet aankwamen bij BS’ers en Duitse soldaten. En dat is precies wat er is gebeurd.
Na de capitulatie duurde het op veel plaatsen in het westen van Nederland nog enkele dagen voordat de geallieerden zouden binnenrijden. Al die tijd liepen de Duitse soldaten nog gewapend rond, terwijl ook de BS met gedropte stenguns de straat op ging. En daar ging het mis. BS’ers dachten dat ze Duitse soldaten moesten ontwapenen of weigerden het over te laten aan de geallieerden en kwamen in dodelijke gevechten terecht. De slechte stenguns gingen niet of op een verkeerd moment af, met ook onschuldige slachtoffers als gevolg. Of Duitsers schoten op feestende Nederlanders, die Duitse bevelen negeerden omdat ze dachten al bevrijd te zijn.
De voorbeelden die Bax geeft zijn legio en schrijnend. Neem dijkwacht Toon van Weerdenburg uit Loenersloot. Hij raakte 5 mei dodelijk gewond tijdens een gevecht tussen BS’ers en Duitsers waar hij zelf niets mee te maken had. Van Weerdenburg liet een weduwe en vijf kinderen achter, maar zijn gezin werd niet erkend als oorlogsslachtoffer. De weduwe kreeg daardoor geen staatssteun en ze hertrouwde twee jaar later. Dit keer niet uit liefde, maar uit nood, zou ze later zeggen.
Geen recht
Uit de verhalen van ooggetuigen was vaak niet op te maken wie de gevechten begonnen waren, Duitsers of BS’ers. De gemoederen waren bij beide partijen hoog opgelopen en bij BS’ers van het eerste uur was de spanning groot geweest. Zij hadden al jaren gewacht op vergelding en die leek hen door de vingers te glippen. Daarnaast was de BS na Market Garden van 45.000 naar minimaal 150.000 leden uitgedijd en deze nieuwe ‘septemberartiesten’ hadden niet allemaal nobele motieven. Stoerdoenerij met wapens en het publiekelijk vernederen van mensen, zoals het kaalscheren van vrouwen, in plaats van het handhaven van orde kwam veel voor.
Hun ongedisciplineerde gedrag heeft levens gekost, maar in het boek komt niet terug of dit strafrechtelijke gevolgen heeft gehad. Er zijn minder bronnen over Duitse soldaten die doden rond de bevrijding op hun geweten hadden. Als hun namen al bekend waren, zouden ze later berecht worden, zo beloofden de geallieerden, maar hier kwam niets van terecht. Na de meidagen zijn de daders van gevechten met dodelijke afloop grotendeels uit het zicht verdwenen.
Dit geldt ook voor de plunderende geallieerden in de regio Nijmegen (en elders, want ze plunderden al vanaf de landing bij Normandië, aldus de auteurs). Ze zijn er grotendeels mee weggekomen, maar dit wil niet zeggen dat het ze allemaal koud heeft gelaten. Van de weinigen die het hebben toegegeven, wordt duidelijk hoeveel moeite ze er later mee hadden. Een Amerikaanse veteraan gaf bijvoorbeeld gestolen antieke munten mee aan een Nederlandse toerist, om terug te brengen naar de rechtmatige eigenaar in Groesbeek. Maar wel anoniem, want zijn schaamte was te groot.
Geen controle
Waarom gingen die soldaten zo los? De auteurs laten niet alleen uitgebreid zien wat er allemaal geplunderd werd en door wie (Amerikanen het meest, daarna Canadezen en de Britten het minst), maar ook wat de achterliggende motieven waren. Ten eerste ging het om jonge jongens, ver van huis, die regelmatig de dood in de ogen keken. Burgerlijke normen verdwenen, zelfs bij de normaal brave en eerlijke jongens. Om te kunnen omgaan met de doodsangst, was alcohol een geliefd plunderobject. Wijnhandelaar Harry Vermeulen uit Nijmegen verloor 11 duizend flessen Franse wijn, 225 flessen port, 142 flessen champagne en 77 flessen cognac. De waarde bedroeg bijna tachtigduizend gulden. Na de oorlog zou hij tienduizend gulden vergoed krijgen.
In dronken toestand vervaagden de grenzen van het toelaatbare nog verder en plunderen werd een uitlaatklep. Zo stalen soldaten koeien van boeren, waar ze alleen de biefstukken uit sneden, de rest lieten ze liggen. Of ze kleedden een geit aan om prijs op te schieten. Maar de belangrijkste oorzaak was de evacuatie: gelegenheid maakt de dief. De kans om betrapt te worden en dus zwaar gestraft te worden, was klein in een gebied zonder inwoners. Die lokroep bleken veel soldaten niet te kunnen weerstaan.
Taboe
Beide boeken zijn schokkend, op hun eigen manier. ‘Een wrang feest’ vanwege het tot nu toe onbekende aantal doden en het feit dat het leed van de nabestaanden zo weinig erkend is. Ze kregen geen genoegdoening door het straffen van de daders, vaak geen materiële steun en elk jaar bij de bevrijdingsfeesten worden ze weer geconfronteerd met deze zwarte dag. Bij ‘Bezet, bevrijd & geplunderd’ zat het schokkende voor mij in de enorme schaal van het plunderen, niet door de Duitsers maar in veel grotere mate door de geallieerden. Ook ik had blijkbaar een blinde vlek voor onze bevrijders, die verbazingwekkend ongestoord hun gang hebben kunnen gaan.
Steeds duidelijker wordt dat geallieerde soldaten en verzetslieden niet alleen helden waren. Ze hebben fouten gemaakt en dat heeft schade opgeleverd en zelfs mensenlevens gekost. Degenen die erover praatten, hebben het er vaak hun hele leven moeilijk mee gehad. Of zoals de auteurs van ‘Bezet, bevrijd & geplunderd’ het mooi omschrijven: ‘Eén van de kenmerken van het afbrokkelende taboe is de erkenning van spijt.’ Er is tot nu toe nauwelijks onderzoek naar spijt van plunderaars gedaan, maar de tijd lijkt er nu rijp voor. Voor het te laat is.