Naar de content

Waar vroeger vrijwel elke Nederlander christelijk was en naar de kerk ging, shopt een deel van de gelovigen nu elementen uit verschillende religies bij elkaar. Waar komt religie vandaan en waarom is de één er vatbaarder voor dan de ander? Antwoorden uit de evolutionaire biologie, theologie en neurowetenschap.

23 mei 2019
Close-up van een persoon die mediteert in een bos.

Meditatie is vooral bekend uit het hindoeïsme en boeddhisme.

Flickr.com via Mitchell Joyce, (CC BY-NC 2.0)

Tegenwoordig is de westerse samenleving individualistischer dan ooit. Dit is ook terug te zien aan het dalende aantal kerkbezoekers en het ontstaan van andere vormen van religiositeit. Een deel van de gelovigen kiest nu elementen uit verschillende religies en stromingen en maakt daar een eigen geloofsovertuiging van. Bijvoorbeeld door als christen te mediteren of je bezig te houden met astrologie of tarot. Wat bepaalt welke religieuze keuze jij maakt? Wat is bijvoorbeeld de rol van je brein, opvoeding en de samenleving hierin? Waar komt religie überhaupt vandaan? Neurowetenschappers en theologen hebben hier zo hun eigen ideeën over, maar zijn het vast over één ding eens: religie is complex.

Morele goden

Ergens in de evolutie van de mens moet religie ontstaan zijn. Michiel van Elk, cognitief neurowetenschapper aan de Universiteit van Amsterdam en gespecialiseerd in religie, legt uit: “Waarschijnlijk is religie ooit ontstaan als bijproduct. Door de manier waarop ons brein ging werken, konden we ons dingen gaan voorstellen als leven na de dood, ons doel op de wereld en onsterfelijkheid.” Fenomenen waar onze voorouders geen aanstichter voor konden aanwijzen, zoals de beweging van planeten, vulkaanuitbarstingen en bliksem, schreven ze toe aan hogere machten. Dit primitieve geloof hielp hen de wereld te begrijpen. Van Elk: “We begonnen betekenis te zien in gebeurtenissen en gingen in geesten en demonen geloven.”

Wanneer mensen in hogere machten gingen geloven is moeilijk te bepalen, maar de meer moderne vorm van religie is een vrij recente uitvinding. Vanaf zo’n tienduizend jaar geleden ontstonden namelijk de grotere en complexere samenlevingen en begonnen mensen te geloven in morele goden. Dit religieuze element bevorderde de samenwerking en verbinding tussen grote groepen mensen. “Als samenlevende groepen groter worden, lukt het niet meer om iedereen in de gaten houden. Geloven in een God die je beloont als je je goed gedraagt en straft als je je niet aan de regels houdt, was de oplossing”, volgens Van Elk.

De zon gaat onder boven Stonehenge in Engeland.

Stonehenge, begraafplaats en locatie voor religieuze rituelen uit de Nieuwe Steentijd.

Jeffrey Pfau via Wikipedia Commons, CC BY-SA 3.0

Vatbaar voor religie

Als geloof in het bovennatuurlijke iets is wat mensen ontwikkelden tijdens de evolutie, zit het bij ieder van ons ingebakken. Dan heb je weinig keus, zou je zeggen. Waarom is de één dan extreem gelovig, maar zijn anderen dat niet? “De belangrijkste factor die voorspelt of mensen religieus zijn is hun opvoeding”, zegt Van Elk. Oftewel, naar de kerk gaan en bidden kijk je af bij je ouders. In dat opzicht is religie ook niet echt een vrije keus: je ouders kies je niet zelf. Al kun je het geloof als je ouder bent natuurlijk wel van je afschudden. Van Elk: “Aan de andere kant is er wel variatie in hoe gevoelig mensen zijn voor religieuze ervaringen, zoals een openbaring of het horen van Gods stem.”

Ontvankelijkheid voor het ‘onalledaagse’ verschilt tussen mensen, bevestigt onderzoek uit 2016 van psycholoog David Maij, die destijds promoveerde bij Van Elk. Op muziekfestival Lowlands deed hij een experiment met de ‘Godhelm’, een technisch uitziende helm die via elektromagnetische stimulatie mystieke ervaringen zou oproepen in het brein. Zo’n 180 geblinddoekte festivalgangers probeerden hem uit. Alleen deed de helm, een omgebouwde snowboardhelm, helemaal niks. Desondanks rapporteerde één op de vijf deelnemers sterke of minder sterke bovennatuurlijke ervaringen, variërend van ‘buiten het lichaam treden’ tot trillen en ‘krachten’ voelen.

Sommigen hebben de meest fantastische, of donkere, ervaringen, terwijl anderen helemaal niks meemaken. Hoe kan dat? Verwachtingen spelen hierbij een grote rol. Mensen die spirituele ervaringen meemaken, hebben over het algemeen een levendig voorstellingsvermogen, weet Van Elk. Als ze een boek lezen worden ze die fictieve wereld ingetrokken, bij een film kruipen ze in de huid van de hoofdpersoon. Van Elk: “Er zit zeker een erfelijke component in, waardoor sommige mensen bij wijze van spreken meer aanleg hebben om religieus te worden.”

Het brein van gelovigen

Die aanleg komt niet voort uit één hersengebiedje dat verantwoordelijk is voor spiritualiteit. Zo’n ‘Godspot’ bestaat niet, verzekert Van Elk. Het hele brein doet mee. Neurowetenschappers kunnen inmiddels goed verklaren hoe religieuze ervaringen en spiritualiteit tot stand komen in de hersenen. Met MRI-scanners meten ze welke hersengebieden actief worden bij religieuze handelingen.

Bij bidden is er bijvoorbeeld activiteit in gebieden die ook actief worden bij nadenken over andere mensen, een interne dialoog voeren en plannen maken voor de toekomst. “Aan religie zijn veel aspecten verbonden, zoals bidden, rituelen, mediteren, nadenken over God. Bij al die aspecten gebeurt er weer iets anders in de hersenen.” Dat er een relatie is tussen de ontwikkeling van het brein en religie staat vast. Van Elk: “Onderzoek laat bijvoorbeeld zien dat mensen na beschadiging van een specifiek hersengebied – zoals de temporaal-pariëtale junctie, een gebiedje aan de zijkant van ons brein – hyperreligieus of spiritueler worden. Mensen bij wie een ander deel van het brein beschadigd is, laten dit effect niet zien, waardoor we kunnen uitsluiten dat de verandering optreedt omdat men geconfronteerd wordt met ziekte en sterfelijkheid. Het lijkt er dus op dat als er iets in de biologie verandert, mensen daarmee ook ontvankelijker kunnen worden om religieus te zijn.”

Natuurschoon

De ervaringen van religieuzen en niet-religieuzen verschillen niet eens zoveel van elkaar. Je hoeft in ieder geval niet in het bovennatuurlijke te geloven om gevoelens van ontzag en verwondering te ervaren. Van Elk en zijn collega’s lieten proefpersonen in een MRI-scanner video’s zien van onder andere landschappen met watervallen, bergen en oceanen. Natuurschoon kan zo overweldigend en intens zijn, dat in de hersenen het _default mode_-netwerk even pauze neemt, zagen ze. Dit netwerk is normaal gesproken actief als we aan zelfreflectie doen, problemen blijven herkauwen en ons zorgen maken.

De Mount Everest, de hoogste berg ter wereld.

Natuurschoon kan intense gevoelens van ontzag en verwondering oproepen.

Flickr.com, Global Panorama via CC BY-SA 2.0

“Als je wordt opgezogen in een mooi natuurlandschap, wordt die zelfreflectie even onderbroken”, legt Van Elk uit. Bij LSD-gebruik zie je hetzelfde gebeuren. Of je het een spirituele ervaring noemt is aan jezelf; dat hangt af van je eigen interpretatie. “Een gelovige zal er Gods hand in zien, terwijl de natuurwetenschapper misschien denkt: wat is de wereld toch mooi door natuurlijke selectie.”

Religieshoppers

Theoloog Manuela Kalsky, hoogleraar aan de Vrije Universiteit, is het daarmee eens: “Wanneer je wordt geraakt door iets in de natuur, kun je dat ook een godservaring noemen. Religieus zijn hoeft niet per se samen te gaan met een goddelijke openbaring. Je kunt geraakt worden door iets wat groter is dan jezelf, dat je niet goed in woorden kunt vatten.”

Kalsky deed recent onderzoek naar religieuze meerstemmigheid, ook wel ‘flexibel geloven’ genoemd. Hierbij keek ze hoe Nederlanders vandaag de dag geloven en waar dat geloof uit bestaat. Een deel van de gelovigen combineert namelijk elementen uit verschillende levensbeschouwingen en vormt zo een eigen geloofsovertuiging. Deze ‘religieshoppers’ komen nauwelijks terug in de officiële statistieken omdat die te beperkt zijn, aldus Kalsky. “Bij de standaard vragenlijsten naar religie kun je meestal maar één vak aanvinken, je bent boeddhist of christen of joods enzovoort. Dat je beide of alle drie tegelijk kunt zijn, behoort niet tot de mogelijkheden.”

Ze is geen fan van de term religieshoppers omdat ze hem denigrerend vindt en hij oppervlakkigheid suggereert. “Uit ons onderzoek blijkt dat dit niet het geval is. Bovendien zijn religies altijd combinaties van verschillende stromingen. Kijk maar naar het christendom, dat is een samenraapsel van Joodse, Egyptische en Griekse invloeden en natuurreligies. Religies zijn continu in ontwikkeling, met als gevolg dat er verschillende stromingen ontstaan, zoals binnen het christendom de katholieken en protestanten”, legt Kalsky uit.

Ze benadrukt dat elke religie te divers en complex is om in zijn geheel te kunnen overzien, laat staan na te leven. “Religies worden gevormd door mensen en door de context waarin zij bestaan. Het katholicisme in Zuid-Amerika is anders dan dat in Afrika, ook al horen beide bij dezelfde katholieke kerk.” Een definitie van wat religie is of precies inhoudt, is mede daarom moeilijk te geven, volgens Kalsky.

Een zwart-witfoto uit 1955. In kleine processie trekt pastoor A. Schutgens ter zegening door de Brigidastraat in het Limburgse dorp Itteren.
Religie was tot aan de jaren zestig voor de meeste mensen een belangrijk onderdeel van het dagelijks leven. In kleine processie trekt pastoor A. Schutgens ter zegening door de Brigidastraat in Itteren, 1955. KNAW-Meertens Instituut. Foto M.H. Scheepers, Maastricht.

Anders religieus

De jaren zestig van de vorige eeuw betekende het einde van de verzuiling en de opkomst van het individualisme. Tot die tijd was bijna iedereen in Nederland een belijdend christen die elke zondag naar de kerk ging. Vandaag de dag is dat nog maar een kwart van de bevolking, maar dat wil niet zeggen dat we zoveel minder religieus zijn geworden, meent Kalsky. “Tegenwoordig zijn Nederlanders anders religieus, maar niet per se minder. In ons onderzoek geeft 64 procent aan wel degelijk religieus te zijn.”

Hiervan is 41 procent mono-religieus, dat wil zeggen aan een enkele religie verbonden, en heeft 23 procent iets met twee of meer religieuze tradities. Deze meervoudig religieuzen zijn weer onderverdeeld in drie categorieën: drie procent combineert de leer van twee of meer religies of stromingen, vaak boeddhisme en christendom, en twaalf procent heeft één geloofstraditie als basis en vult deze aan met elementen uit andere religies. De laatste groep, de acht procent flexibel gelovigen, combineert elementen uit verschillende religies en levensbeschouwingen en stelt zo zijn eigen zingeving samen.

Flexibel geloven of spiritualiteit valt volgens Kalsky dus ook onder religie. “Wanneer iemand spiritueel is ingesteld, maar niet binnen het klassieke plaatje valt van gelovig of atheïst, wil dat niet zeggen dat hij niet-religieus is. Je hebt van die ingekleurde wereldkaarten voor het onderwijs: hier wonen de christenen, daar de hindoes, daar de moslims. Fijn overzichtelijk, maar die hokjes zijn er vaak niet in de werkelijkheid. In samenlevingen met een grote culturele en religieuze diversiteit, zoals in Azië, is het veel gewoner om elementen uit verschillende religies te combineren.”

Voor Japanners is het bijvoorbeeld heel gewoon om boeddhisme en shintoïsme te betrekken op verschillende aspecten van hun leven. In Europa was het christendom lang de heersende religie, maar dat is aan het veranderen. Het aantal gelovigen in andere religies en religieuze belevingen groeit duidelijk. “Dat wordt nogal eens over het hoofd gezien als wordt gesteld dat Nederlanders niet meer gelovig zijn, en dat komt omdat deze vorm van religiositeit ontglipt aan de traditionele definities en criteria zoals het lid zijn van een kerk”, aldus Kalsky.

Religie als rationele keus?

Maar wanneer je zelf rationeel de elementen uit verschillende religies kiest, zoals de flexibel gelovigen, betekent dat dan dat religieus zijn een vrije keus is? Kalsky denkt van niet. “Je kiest niet voor een religie of religieus zijn als je daar niet gevoelsmatig door aangesproken wordt. Het is eerder een wisselwerking. Mensen geloven omdat zij in hun leven naar zin en betekenis verlangen, zeker als je op een punt in je leven bent beland waar lijden een rol speelt. Wanneer blijkt dat het leven toch niet maakbaar is, probeer je tot de essentie van het leven te komen. En religie gaat over fundamentele zijns-vragen: de betekenis van leven en dood, waarom we op aarde zijn.”

De keuze om spiritueel te worden, of zelfs religieus, is geen kwestie van een knop omzetten, zegt ook neurowetenschapper Van Elk. ‘Zo, en nu ga ik in God geloven’, dat werkt niet, zelfs niet met de juiste dosis hersenstimulatie. Een bepaald patroon van hersenactiviteit is maar één aspect van geloven. Ook hij denkt dat de keuze voor veel mensen begint met innerlijke onrust en een zoektocht naar zingeving. Mensen die vanuit hun persoonlijkheid meer openstaan voor nieuwe ervaringen, zullen actiever op zoek gaan.

Bronnen
ReactiesReageer