In Groot-Brittannië is naar de speeltuin gaan inmiddels verboden. In Nederland mag het nog wel, maar is het ook verstandig? En hoe nemen we überhaupt dergelijke beslissingen?
Het is maandag 16 maart, de eerste dag dat alle scholen in Nederland gesloten zijn om zo het coronavirus te pogen in te perken. Ik ben met mijn zoontje in de speeltuin. In tegenstelling tot veel andere ouders die klaarblijkelijk hebben besloten de kinderen maar helemaal binnen te houden. De speeltuin is relatief leeg, zeker voor een zonnige lentedag waarop de scholen ook nog eens dicht zijn.
Dan komen er drie mensen het park binnen hollen. De buitenste twee ken ik als twee dames die vaak beginnende hardlopers trainen, in het midden rent een tiener met wat overgewicht. Als hij hijgend even stopt, hoest hij een paar keer hard in het wilde weg. Zijn begeleiders giechelen licht gegeneerd. Pas als ik de jongen vraag of hij alsjeblieft in zijn elleboog wil hoesten, komen de dames in actie en vragen ze hem hetzelfde te doen. Waar ik mijn zoontje en mezelf inmiddels fysiek van de jongen verwijderd heb, blijven zij gewoon naast hem staan.
Hoe nemen we eigenlijk precies beslissingen in onzekere tijden als deze? vraag ik me later die dag af. En had ik mijn kind nu wel of niet naar de speeltuin moeten meenemen?
Kosten en baten
Zo rationeel mogelijk naar de situatie kijken lijkt me een belangrijk en logisch vertrekpunt voor deze vragen. Daarom begin ik met een kosten-baten-analyse van mijn dilemma. De uitkomst daarvan bepalen blijkt echter niet zo simpel te zijn.
De baten zijn duidelijk: in de buitenlucht zijn en bewegen is goed voor mijn zoontje, net als met andere kinderen spelen. Die mogelijke kosten in de vorm van een coronabesmetting blijven daarentegen onduidelijk. Nepnieuws wil ik natuurlijk zoveel mogelijk vermijden; ik raadpleeg dan ook officiële bronnen. Maar ook dan kom ik er niet goed uit.
Het Nederlandse regeringsadvies blijkt flink tegenstrijdig. Volgens het Ministerie van Volksgezondheid is het de bedoeling dat we allemaal anderhalve meter afstand van elkaar houden en dat is juist bij kinderen lastig vol te houden. Niet naar de speeltuin gaan dus. Maar volgens het RIVM kan het wél. Zolang je maar niet met dertig mensen bij elkaar zit.
Volgens Dirk Geldof, socioloog aan de Universiteit van Antwerpen en schrijver van het boek ‘Onzekerheid. Over leven in de risicomaatschappij’ is het minder gek dan het misschien lijkt dat ik er zelf maar wat op los moet interpreteren.
“Onzekerheid over risico’s is een belangrijk kenmerk van de moderne maatschappij. Risico’s zijn steeds complexer geworden én steeds lastiger te beheersen door de globalisering. Hierdoor zijn we afhankelijker van experts dan ooit, maar die spreken elkaar dus nogal eens tegen. Dat maakt het lastig voor overheden om een consistente koers te varen, laat staan dat het voor burgers makkelijk is.”
Volgens de hoogleraar moet ik misschien maar gewoon onder ogen zien dat het in mijn speeltuinscenario slechts beperkt mogelijk is rationale afwegingen te maken, hoe graag ik dat ook anders zou zien.
De sociologische literatuur over risico’s die ik er op na sla bevestigt dat beeld. Als mens zijn we überhaupt niet de rationale wezens die we wellicht menen te zijn. Dat geldt al helemaal in situaties waarin we onvoldoende informatie tot onze beschikking hebben. Onze keuzes worden uiteindelijk voor een groot deel door ons buikgevoel bepaald, waardoor het allemaal nogal nattevingerwerk wordt.
Moreel kompas
Tegelijkertijd is er natuurlijk ook informatie voorhanden over corona die relatief weinig betwist wordt. Zoals het feit dat het virus, net als de griep, kan worden overgedragen als we hoesten zonder iets voor de mond te houden. Maar ook daar gaat de een veel makkelijker mee om dan de ander, zoals ik die middag in het park zag. Hoe zit dat dus?
Volgens hoogleraar Psychologie Denise de Ridder, die verbonden is aan de Universiteit Utrecht, worden onze risico-afwegingen rondom corona niets slechts geleid door eigenbelang, maar ook door wat anders: ons morele kompas. “Ons gedrag wordt niet alleen bepaald door onze eigen angst voor het virus, maar ook door de waarden die we hebben ten aanzien van de rest van de maatschappij. Als je het belangrijk vindt om kwetsbare mensen te beschermen, zoals ouderen en mensen met bestaande gezondheidsproblemen, zul je eerder bereid zijn je gedrag aan te passen – ook als je meent dat de kans dat jij het virus krijgt niet zo groot is.”
Tegelijkertijd kan ons morele kompas ons ook ingeven om juist wél je kind mee te nemen naar de speeltuin. “Ik gun mijn kind wel een sociale omgeving”, hoorde ik een vader in de speeltuin verontschuldigend in zijn telefoon zeggen. Ouders zijn natuurlijk ook verantwoordelijk voor het welzijn van hun kinderen.
Tijdsgeest
Maar er is volgens Geldof nóg een ontwikkeling die beïnvloedt hoe we met (corona)risico’s omgaan – en die verklaart waarom niet iedereen de neus dezelfde kant op heeft staan. We zien onszelf steeds vaker als expert.
“Burgers zijn in vergelijking met de jaren vijftig veel assertiever geworden en slikken veel minder van wat de overheid zegt voor zoete koek. In plaats daarvan vertrouwen we meer op informatie die we zelf bij elkaar snuffelen”, stelt Geldof.
Die dynamiek bespeur ik ook bij mezelf. Want als ik het internet afspeur naar nog wat informatie over kinderen en buitenspelen, lees ik op de BBC een artikel waarin experts wel eenduidig zijn over de vraag of ik mijn kind mee moet nemen naar de speeltuin. Je kunt het beter niet doen volgens het artikel, want op de toestellen kan het virus zitten. Het RIVM en de Gezondheidsraad mogen daar dan niet over reppen, ik besluit toch het zekere voor het onzekere te nemen. Speeltuinen bezoeken we voorlopig niet meer, hoe jammer dat ook is.
Onverschillig
Ik heb besloten voorlopig niet meer naar de speeltuin te gaan met mijn kind. Maar hoe lang hou ik dat vol? Op een gegeven moment wil ik hem dat plezier natuurlijk wel weer gunnen. Maar wat als talloze ouders ook daartoe overgaan op hetzelfde moment? Dat is precies de ommekeer waar De Ridder voor waarschuwt.
“Bij een onzichtbaar maatschappelijk gevaar zien we nogal eens dat mensen in het begin als het ware hun adem inhouden en angstig afwachten wat er met ze gebeurt. Als er dan niks volgt, kan het zijn dat ze vervolgens doorschieten naar de andere kant: ze worden onverschilliger tegenover het gevaar en willen hun oude routines weer zoveel mogelijk oppakken.” Maar gezien het besmettingsgevaar bij corona moeten we, op welke manieren we ook tot onze risico-inschattingen zijn gekomen, dat dus juist niét willen.
Voorlopig vermaken we ons dus hoofdzakelijk thuis, maar ik kijk natuurlijk erg uit naar het moment dat mijn zoon en ik weer zorgeloos de speeltuin in kunnen. Net als alle ouders die speeltuinen momenteel mijden, denk ik.