In een Spaans lab doet Susanne van den Brink onderzoek met embryo-modellen. NEMO Kennislink volgt haar lange en hobbelige zoektocht naar een manier om bloedvormende stamcellen te maken voor beenmergtransplantaties.
“Ik ging voor de zoveelste keer naar het lab en zag het niet meer zitten.” Het is juni 2022 en onderzoeker Susanne van den Brink is al een half jaar aan het ploeteren in het IMIM Hospital del Mar Medical Research Institute in Barcelona. Met behulp van de cellen van een muis hoopt ze een embryo te ontwikkelen dat bloedvaten vormt. Het is geen levensvatbaar embryo, maar een klompje cellen dat een bepaalde fase van de embryonale ontwikkeling nabootst. Een embryomodel, zoals Van den Brink het noemt. Nog preciezer: een gastruloïde.
Het is cruciaal dat bloedvaten ontstaan, want zonder bloedvaten geen bloedvormende stamcellen. En daar is het Van den Brink om te doen. Bloedvormende stamcellen ontwikkelen tot, de naam zegt het al, verschillende soorten bloedcellen. Als je weet hoe dat proces verloopt en hoe je het na kunt doen, kun je bloed voor bloedtransfusies ontwikkelen. Van den Brink is geïnteresseerd in de stamcellen zelf. Want die kunnen voor beenmergtransplantaties gebruikt worden, bijvoorbeeld bij mensen met leukemie.
Maar daarvoor moet ze dus eerst weten hoe die stamcellen ontstaan. Bloedvormende stamcellen zitten bij volwassenen mensen en muizen in het beenmerg, maar dat is niet waar ze gemaakt worden. Van den Brink: “Deze cellen worden aangemaakt tijdens de embryonale ontwikkeling in de bloedvaten. We denken dat het mogelijk zou moeten zijn ze te maken met behulp van onze embryo-modellen.”
Daarnaast wil Van den Brink begrijpen hoe embryonaal bloed ontstaat. “Voordat embryo’s bloedvormende stamcellen aanmaken, hebben ze al embryonaal bloed en daar is weinig over bekend. We denken dat we dat ook met gastruloïden kunnen onderzoeken.”
Bloedvaten!
De afgelopen maanden was ze dag in dag uit in het lab om voor haar embryo-modellen te zorgen. “Iedere dag moet je het medium, de vloeistof waarin de experimenten plaatsvinden, vervangen zodat de gastruloïden nieuwe voedingsstoffen krijgen. Tijdens dat klusje ben je drie uur aan het pipetteren.” Elke dag. Ook in de weekenden. “Mijn lab is naast het strand en ik werk hier al een jaar, maar ik ben nog nooit op het strand geweest.”
Maar ineens zag Van den Brink iets groen oplichten toen ze door haar microscoop keek. “Ik riep meteen mijn baas erbij. ‘Het is gelukt! Ik zie bloedvaten!’”
Al die maanden ploeteren hadden Van den Brink bespaard kunnen blijven. Door de coronapandemie zijn er grote tekorten in de labindustrie ontstaan. “De fabrikant dat ons medium levert, heeft daar ook last van. Hierdoor wisselde het medium de afgelopen maanden enorm van kwaliteit, omdat hij niet altijd alle ingrediënten op voorraad had. Voor veel experimenten is dat geen probleem, maar voor ons wel. Op een gegeven moment zijn we met ze gaan praten en hebben ze voor ons een nieuw medium ontworpen. Toen ging het gelijk goed.”
Ondanks dit soort tegenslagen, geeft Van den Brink nooit op. “Ik heb in al die jaren onderzoek wel geleerd dat als je maar blijft proberen je, vaak door toeval, iets nieuws ontdekt waardoor je verder kunt. Mijn onderzoek heeft geen strakke verhaallijn, ik weet niet waar deze weg heengaat.”
Lees ook de andere artikelen in deze serie