Naar de content
Faces of Science
Faces of Science

Memoires aan een academisch martelwerktuig

Hoe schrijf je een proefschrift?

XKCD CC BY-NC 2.5

Voordat ik aan mijn proefschrift begon had ik vrij romantische ideeën over het schrijven van mijn dissertatie. Op Schiermonnikoog zou ik in een duinpan al mijn bevindingen van mijn onderzoek opschrijven. De praktijk bleek heel wat weerbarstiger met foute muziek, veel chocola en een academisch martelwerktuig.

4 september 2019

Het was een prachtige dag zonder zorgen, zoals dat in retrospect altijd het geval lijkt te zijn. In mei 2015 waren mijn Amerikaanse onderzoekspartner Elizabeth en ik op Schiermonnikoog. We waren net begonnen aan ons PhD-traject, waar we ons geen van beiden een duidelijke voorstelling van konden maken. Niettemin was er geen gebrek aan rooskleurige toekomstbeelden van dataverzameling op vulkanen, samenwerking met enthousiaste bewoners van Saba en St. Eustatius, en als afsluitende kers op de taart een schrijfretraite waarin we de bevindingen helder uiteen zouden zetten en omvormen tot een heuse een dissertatie.

Op die zonnige, zorgeloze dag op Schiermonnikoog hadden we het ideale huisje daarvoor al gevonden: het lag verstopt in een duinpan, wekte alle schijn van wifi-loosheid en was precies klein genoeg voor ons twee. Afleiding zou enkel bestaan uit het doen van boodschappen, yoga op het strand en het genieten van de heerlijke maaltijden die Elizabeth elke avond zou bereiden. Het moest academische voldoening brengen, dat afrondende schrijfproces van de PhD.

Elizabeth schat ons schrijfproces zonnig in

Jetske Vaas voor NEMO Kennislink

Slechte muziek

Dit is hoe het in werkelijkheid ging: ik heb maanden achtereen in hetzelfde kantoortje gezeten en viel ten prooi aan afwisselend een chocolade-, Engelse drop- of Japanse rijstkoekjesverslaving. En ik besteedde meer tijd op Facebook dan aan yoga of gezond is. Mijn redding: sporadische lunchyoga met collega Annick, de soep die Elizabeth voor me meebracht, “shut up and write” sessies met collega’s, en heel veel slechte muziek. Mijn playlists uit die periode heetten Fout en Skyradio, met Lil’ Kleine en Lionel Richie als prominente artiesten, om je een idee te geven.

Die laatste schrijfmaanden waren zwaar werk, en misschien wel lastiger dan de eenzame veldwerkmaanden. Het is namelijk niet zo dat je na vier jaar onderzoek Het Antwoord hebt, en dat even opschrijft. In plaats daarvan heb je hoogstens een paar interessante bevindingen, of nieuwe invalshoeken waardoor je het probleem weer iets vollediger begrijpt. Maar dat samenhangend opschrijven, vergt puur schriftelijk kunst- en vliegwerk. Na een paar uur kauwen heb ik een alinea weer net wat beter opgeschreven, en van iedere alinea zijn er de afgelopen maanden zeker vijf versies geweest. Dit is zulk tergend werk, dat al snel alles, maar dan ook echt alles, aantrekkelijker is dan schrijven. De vaatwasser in de koffiehoek heeft nog nooit zoveel aandacht gekregen, wil ik maar zeggen.

Academisch martelwerktuig

Bij deze wijs ik ook graag een schuldige aan, namelijk: het bureau. Er is weinig zo motivatie-fnuikend als een bureau, dat geen enkele afleiding biedt waardoor je brein uit alle macht afleiding gaat creëren. Bijvoorbeeld door lijstjes te maken van de boeken die je nog wil lezen, of de mensen die je nog moet bezoeken, of technologische vernuftigheden die je nog moet uitproberen (zoals If this then that).

Het bureau is wat mij betreft hét academische martelwerktuig: geïnstitutionaliseerd, onvermijdelijk, en als je eenmaal de hoogte goed hebt ingesteld, stoel aangeschoven en die halve vierkante meter scherm in je gezicht staat te knipperen als visuele mitrailleur, kun je eigenlijk alleen nog ontkomen door iets te moeten printen. En dat doet niemand meer.

Af en toe wist ik te ontkomen naar een zaaltje met whiteboard-muren – zo’n beetje de beste uitvinding in de kantoorwereld ooit. Daar hoopte ik dan schematisch tot leven te wekken wat me in schrift niet lukte, namelijk een samenhangend betoog met betrekking tot Coralita. Soms was het een succes, en soms keerde ik slechts een illusie armer terug naar mijn bureau, om me weer klem te laten zetten in de bureau-stoel-scherm-houtgreep.

Na teveel van dit soort maanden ligt er nu dan toch een dissertatie, en hebben mijn eet- en muziek-uitspattingen mijn kantoorgenoten nog niet geheel van me vervreemd. En daar, aan het einde van de tunnel gekomen, lonkt het zwarte gat. Ik heb namelijk nogal moeite met loslaten: wat betreft de vaatwasser, maar ook de dissertatie. Nadat dit vier jaar lang een “work in progress” is geweest, moet er nu een einde aan gebreid worden. Natuurlijk kan ieder hoofdstuk nog vele malen beter, natuurlijk ontbreken er nog allerlei data, en natuurlijk is het niet af. Maar het houdt hier wel op. Nu de dissertatie naar de leescommissie gestuurd is, kan ik er niets meer aan wijzigen, en ligt het de rest van mijn leven op de loer om me te confronteren met onvolmaaktheden. Wat een volslagen irrationele angst is, aangezien de lezersaantallen van dissertaties over het algemeen de term “verwaarloosbaar” naderen.

Trots

Maar mijn weerstand om los te laten komt ook omdat ik gemengde gevoelens heb over wat er ligt. Elizabeth en ik hebben hard gewerkt de afgelopen jaren, en ik ben trots op mijn doorzettingsvermogen en het wetenschappelijke eindproduct. Rondom de waarde voor de praktijk heb ik echter mijn twijfels. Als er niet vier jaar onderzoek was gepleegd, maar citroenboompjes gepland (zie eerdere blog), dan had dat St. Eustatius en Saba een stuk beter geholpen met het beheersen van Coralita.

Dat is echter niet de taak van de wetenschap, en dus probeer ik mezelf dat niet te zwaar aan te rekenen. Maar voor mijn gemoedsrust is het tijd om het schrijven achter me te laten, en iets concreets te gaan doen. Daarom ben ik begonnen bij Witteveen+Bos en heb ik na 12 jaar de universiteit verlaten. Over de zielenpijn die dat oplevert zal ik hier niet meer schrijven, contacteer me vooral via LinkedIn als je daarvan op de hoogte wilt blijven.

ReactiesReageer