Na 4 jaar, 1000 uur lesgeven, 10 congressen, en een stuk of 20 experimenten is het dan zover, de dag dat ik mijn proefschrift ten overstaan van vrienden, familie en collega’s mag verdedigen.
Het is donderdag 10 september, stipt half 4. Ik sta in de Senaatszaal van de Erasmus Universiteit Rotterdam, de zaal waar het allemaal moet gaan gebeuren. Naast mij staan mijn twee paranimfen, een soort ceremoniemeesters of getuigen bij mijn promotie. Lang geleden was de rol van de paranimfen om de promovendus fysieke bescherming te bieden indien het tot een handgemeen tussen promovendus en de promotiecommissie kwam. Toen deed je er dus goed aan om een stel krachtpatsers als paranimfen te selecteren. Tegenwoordig is dit echter alleen nog een ceremoniële functie en daarom koos ik voor twee collega’s en goede vriendinnen die voor de mentale ondersteuning zorgden.
Vragenvuur
En daar sta je dan, wachtend op de kritische vragen, die een aantal zeer- en hooggeleerde opponenten op je af gaan vuren. Gelukkig mag je voorafgaand aan deze 45 minuten durende ondervraging, bij wijze van opwarmertje in 15 minuten op begrijpelijke wijze uitleggen ‘wat je hebt onderzocht, waarom je dit onderzoek hebt verricht, en welke resultaten het heeft opgeleverd’, zoals het standaard zinnetje gaat, dat ik braaf opzeg, voordat ik aan mijn lekenpraatje begin. Als vervolgens de eerste vragen mijn kant opkomen, is dat eigenlijk heel fijn. De vragen worden gesteld door mensen die experts zijn op je vakgebied en graag over je onderzoek met je van gedachten wisselen. En wat is voor een onderzoeker nu leuker dan over zijn of haar eigen onderzoek te mogen praten? Voor ik het weet zijn de 45 minuten om en komt de pedel met haar staf binnen, om een einde te maken aan de verdediging. Na mooie woorden van mijn promotor krijg ik dan de felbegeerde bul en doctorstitel. Tijd voor het informele, feestelijke deel van de dag.
Vereeuwigd
Wat er dan gebeurt zal ik niet snel meer vergeten. Een wervelwind aan felicitaties, lieve kaartjes, cadeautjes en gezelligheid met mensen die speciaal voor mij naar de promotie zijn gekomen. Hoewel de dag een zeer feestelijk karakter heeft, is het ergens ook wel weer een droevige dag, want zo’n promotiefeestje is eigenlijk het afscheid van je collega’s waar je jaren mee hebt samengewerkt en menig congresreisje mee hebt gemaakt. Gelukkig verdwijn ik nooit echt helemaal, want geheel volgens traditie is mijn naam op de Erasmus Universiteit vereeuwigd, op de muur met een goede dikke viltstift. Tsja al met al is het toch een beetje ‘the end of an era’. Tijd voor het volgende avontuur!