Naar de content
Faces of Science
Faces of Science

Wanneer is een taal een taal?

Negen verschillende tekstballonnen.
Negen verschillende tekstballonnen.
Pixabay CC0

Het Nedersaksisch is nu officieel als taal erkend, maar wat betekent het nou eigenlijk om een taal te zijn?

18 oktober 2018

Sommige talen hebben veel sprekers, maar worden toch niet altijd als een echte taal gezien. Dit geldt bijvoorbeeld voor dialecten, zoals het Nedersaksisch, dat in grote delen van Noord en Oost-Nederland wordt gesproken. Een dialect is een taalvariëteit die niet als standaardtaal wordt beschouwd. Afhankelijk van hoe je bepaalt waar het ene dialect begint en het andere dialect ophoudt, worden er in Nederland tussen de zes en achtentwintig gesproken. Hoewel dit er ook weer meer of minder kunnen zijn. De grens tussen dialecten kun je trekken op basis van bijvoorbeeld grammaticale regels of woordenschat. Telkens zal de groep dialecten die bepaalde kenmerken deelt net iets anders zijn.

Negen verschillende tekstballonnen.

Sommige talen hebben veel sprekers, maar worden toch niet altijd als een echte taal gezien.

Pixabay CC0

Verschillende grenzen

Zo’n grens tussen dialecten kan je trekken wanneer je bekijkt welke woorden groepen dialectsprekers gebruiken. In grote delen van Nederland wordt de vrouw van je broer je schoonzus genoemd, maar dat is niet overal zo. In Oost-Brabant heet ze je zwagerin, zoals de man van je zus je zwager is. In de achterhoek wordt ze een zwiegerse genoemd, waarvan je enigszins kunt horen dat het talige familie is van de zwagerin.

In de dialecten die men in Groningen, Friesland, Noord- en Zuid-Holland spreekt, heet ze juist een snaar. Dit woord stamt wellicht af van het woord snoer, dat zoiets als ‘hoer’ betekende. Dat in deze regionen een woord met een negatief verleden wordt gebruikt geeft enerzijds aan dat men vroeger niet al te positief aan keek tegen vrouwen van de koude kant, maar anderzijds dat de dialecten die hier worden gesproken verwant zijn. Dat valt ook op als je naar de namen van de dialecten kijkt. In Friesland wordt Fries gesproken en in Noord-Holland spreekt men West-Fries.

Andere dialectgrenzen komen naar voren wanneer je kijkt naar grammaticale verschillen. Dat zie je bijvoorbeeld bij het woordje wie in een zin als Ik weet niet wie dit leest. In grote delen van Nederland is die zin zo af, maar rondom Amsterdam, in stukjes Zeeland, en in Drenthe en Groningen, kun je ook zeggen Ik weet niet wie of dit leest, ook al hoeft dat niet. In Friesland is het juist mogelijk om het woord dat te gebruiken: Ik weet niet wie dat dit leest. In grote dele van Vlaanderen is dit zelfs de enige mogelijke manier om het te zeggen. In de buurt van Rotterdam en Utrecht doen ze het zelfs dubbelop, daar zeg je Ik weet niet wie of dat dit leest.

Alle verschillen bij elkaar opgeteld

Tussen verschillende dialecten bestaan kortom allerlei mogelijkheden voor variatie. Hoe meer van zulke overlap, hoe nauwer de dialecten verwant zijn. Hoe minder van deze overlap, hoe verder de dialecten juist van elkaar liggen. Je kunt de dialecten van een taal misschien wel op een dialectencontinuüm plaatsen. Hebben twee dialecten veel overlap, dan liggen ze dicht bij elkaar op het continuüm. Hebben ze weinig overlap, dan liggen ze ver van elkaar. Dit idee wordt gesymboliseerd in het plaatje hieronder dat 28 verschillende dialecten in Nederland onderscheidt. De kleuren geven aan in hoeverre de dialecten aan elkaar verwant zijn. Soms liggen de dialecten enorm dicht bij elkaar, en kun je je afvragen of ze niet één zijn. Soms liggen ze juist zo ver van elkaar verwijderd dat sprekers ervan elkaar onderling niet eens meer verstaan. Misschien heeft het dan geen zin meer om te spreken van verschillende dialecten, maar kun je het net zo goed verschillende talen noemen.

Een kaart van Nederland die laat zien welke dialecten waar gesproken worden.

Dialectindelingskaart

Meertens Instituut/Daan & Blok 1968

Uiteindelijk is een taal namelijk niet meer dan een set van woorden en regelmatigheden die door een bepaalde groep sprekers gebruikt en begrepen wordt. Het Nederlands heeft zo’n verzameling regels en woorden en vormt dus een taal, maar ieder dialect heeft ook zo’n set. De ene groep sprekers die er gebruik van maakt is alleen wat groter dan de andere, en soms is er iets meer en dan weer iets minder overlap tussen verschillende verzamelingen regelmatigheden en woorden.

De vraag wanneer een taal een taal is en wanneer een dialect is dan ook vrij moeilijk te beantwoorden en de grens tussen de twee is eigenlijk tamelijk willekeurig. De Joods-Russische taalwetenschapper Max Weinrech vatte deze arbitraire grens misschien wel het best samen toen hij zei: “Een taal is een dialect met een leger en een vloot”.

ReactiesReageer