De geschiedenis herhaalt zich niet. En het is nog maar de vraag wat de geschiedenis ons überhaupt leert. Maar de geschiedenis is vaak wel een bron van inspiratie. Vooral als het heden en verleden elkaar raken en je interessante historische vergelijkingen kunt maken. Wat kunnen we bijvoorbeeld leren van alle ervaring die we in Europa hebben opgedaan met samenwerken, zeventig jaar na de start van het Marshallplan?
Bondskanselier Angela Merkel stelde het glashelder: Europa kan niet meer rotsvast vertrouwen op de Amerikanen. President Trump laat Europa los. Er tekent zich een breuk af tussen Amerika en Europa, en die komt op een saillant moment in de geschiedenis. Want het waren uitgerekend de Amerikanen die precies zeventig jaar geleden Europa een beslissend ‘shot’ zelfvertrouwen gaven met hun Marshallhulp. Hoe die samenwerking er uitzag, bestudeer ik de komende jaren door verschillende Europese archieven te raadplegen. Ik ga op zoek naar de wortels van de Europese samenwerking – en het Marshallplan was hier natuurlijk belangrijk, maar er waren veel meer plannen.
Ik ga op zoek naar die verschillende ideeën voor Europese samenwerking en zoek uit waarom sommige wel doorgang vonden en andere niet. Het lijkt misschien saai om in oude boeken naar zeventigjarige plannen te zoeken, maar dat is het absoluut niet. Als ik iets heb geleerd van al die oude verhalen is het dit: voor inspiratie en hoop moeten we putten uit zeventig jaar Europese samenwerking. Het Europese zelfvertrouwen van nu is toe aan een nieuwe injectie, die Europa zichzelf moet toedienen.
Maar hoe ontstond dat Marshallplan nu precies, zeventig jaar geleden? Ik neem je mee terug in de tijd. De wortels van het Marshallplan liggen vlak na de Tweede Wereldoorlog, toen Europa nog in puin lag. Op 5 juni 1947 hield de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken George C. Marshall een toespraak voor oud-studenten van Harvard University. In nauwelijks een kwartier schetste hij de sociale en economische problemen in het naoorlogse Europa. Er dreigden voedseltekorten en essentiële industriële goederen waren schaars. De handel was tot een dieptepunt gezakt. Europa kon amper voor zichzelf zorgen. De oplossing, aldus Marshall, was het vertrouwen van de Europeanen in hun eigen (economische) toekomst te herstellen.
Strohalm uit Amerika
Destijds greep Europa de strohalm uit Amerika. Met de Marshallhulp werden de Europese economieën hersteld, maar denk niet dat de Amerikanen dat even hebben geregeld. Het waren de Europeanen zélf die er iets van maakten. Zij bouwden zélf aan hun toekomst, onder andere met de oprichting van instituties zoals de Organisatie voor Europese Economische Samenwerking (OEES). Daar maakten de Europese landen afspraken over het afbreken van protectionistische handelsmaatregelen en dachten ze na over een gemeenschappelijke markt. Later volgde de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS), de voorloper van de huidige Europese Unie. De Europeanen slaagden erin om (grotendeels) op eigen kracht hun levenspeil en sociale welvaart te verbeteren.
Als je zoals ik veel in de boeken zit om de geschiedenis van de Marshallhulp uit te pluizen, dan kun je opvallende overeenkomsten en verschillen zien tussen het verleden en het hier en nu. De belangrijkste overeenkomst: we moeten ons opnieuw uit een crisis worstelen, al ligt het continent niet compleet in puin zoals na de Tweede Wereldoorlog. De schrijnende sociale gevolgen van de kredietcrisis zijn echter wel nog merkbaar, zeker in zuidelijke landen als Spanje en Griekenland, waar de jeugdwerkloosheid zorgwekkend hoog is: miljoenen jonge mensen missen kansen op ontwikkeling en ontplooiing. Het vertrouwen in kernwaarden als solidariteit, vrijheid en gelijkheid staat onder druk. Het verschil met zeventig jaar geleden is dat Amerika niet meer helpt.
Intensief samenwerken
De boodschap van het Marshallplan is daarmee ook de boodschap voor nu, en die is zonneklaar: we moeten in Europa voor onszelf zorgen en onze eigen verantwoordelijkheid pakken. Het grote voordeel ten opzichte van 1947 is echter dat we in ons werelddeel ruim zeventig jaar ervaring hebben met intensief samenwerken, destijds aangejaagd door het Marshallplan. Het Marshallplan vormde een bron van energie, hoop en inspiratie en wakkerde de verbeeldingskracht van Europeanen aan. Merkel en Macron maken in hun optreden glashelder dat zij de toekomst zien in een verenigd en daadkrachtig Europa, dat er al zeventig jaar in slaagt om samen te werken, hoe imperfect die samenwerking soms ook is.
Wat we in Europa nodig hebben is verbeeldingskracht. Macron lijkt dat te begrijpen, valt af te leiden uit kleine dingetjes: het valt me bijvoorbeeld op dat tijdens zijn optredens naast de Franse tricolore steevast de blauwe Europese vlag prominent in beeld te zien is. Het wachten is op het serieuze inhoudelijke werk: Europa moet werken aan haar ‘sociale dimensie’, zo verklaarden de Europese regeringsleiders eind maart in Rome.
Dat betekent concreet dat Europa zich meer moet richten op het vergroten van de sociale zekerheid. Bijvoorbeeld met een Europees noodfonds dat wordt aangesproken om de ergste sociale gevolgen van crisis te verzachten, maar ook door de Europese muntunie beter tegen schokken als de Eurocrisis te wapenen. Amerikaanse steun hebben we daar niet voor nodig.
Sterker nog: door de aanstaande breuk in het trans-Atlantische verbond raken deze ontwikkelingen wellicht in een stroomversnelling. Misschien is een isolationistisch Amerika wat Europa nodig heeft om haar verantwoordelijkheid te nemen, en leren Europeanen elkaar noodgedwongen weer vertrouwen. Meer dan ooit zijn de Europeanen op zichzelf en op elkaar aangewezen, en de geschiedenis van het Marshallplan leert ons dat samenwerking – berustend op vertrouwen en solidariteit – de weg voorwaarts is. De slagzin van het Marshallplan van zeventig jaar geleden is ook nu actueel: ‘Whatever the weather. We must move together’.